De commissaris van de Koning in Overijssel mr. Backer had zijn best gedaan om na de ontruiming voor de Schokkkers een nieuwe plaats van vestiging. Dat bleek een moeilijke zaak. Hij stuurde brieven naar diverse gemeenten die zijns inziens voor opvang in aanmerking kwamen.
Maar de burgemeesters Kampen,Edam (Volendam),Enkhuizen, Medemblik,Kuinre en zelfs Texel lieten weten, dat er geen plaats was. Argumenten waren: overbevolking eigen plaats, wel ruimte maar geen woonruimte.
De burgemeester van Kampen wilde ook niet dat Schokland deel werd van de gemeente Kampen, want het gebied lag te ver verwijderd ‘door eene zee van de grootte van minstens een uur afstand”.
Nergens zou dus een comité van ontvangst klaar staan om de berooide Schokkers op
te vangen.
De drang van de Commissaris nam echter toe en hoewel dus niet van harte mocht
een deel van de Schokkers zich buiten de stadsmuren van de gemeente Kampen in
Brunnepe, vestigen.
Pastoor Ter Schouw verzocht 'zoo het Bestuur van Kampen een blijk mogt willen geven van toch iets voor de Schokkers te willen doen, het de door ons aanbevolen Schokkers eene grote weldaad zou bewijzen, wanneer het hun toestond om van die vaart of sloot welke vanuit de IJssel tot digtbij hunne in Brunnepe te bouwen huizen loopt gebruik te mogen maken, en wanneer het dan tevens die sloot zooveel wilde verbreden, dat twee vaartuigen in dezelve elkander konden passeren. Daardoor zouden ze tevens een voor hen geschikte haven krijgen.'
Rond 1860 woonden er 159 gezinnen (470) in Kampen op een totaal van 13.000 bewoners. Op de foto uit omstreeks 1910-1920 de haven van Brunnepe met vissersschepen, de Schokkerbuurt, en daar achter ... de Zuiderzee.