H.C. Diender, koster/archiefbeheerder Onze Lieve Vrouwe- of Buitenkerk, Kampen - in de Kamper Almanak 82/83, p.197-230, 1982
Dit
jaar. op 25 juli 1982, was het 150 jaar geleden, dat pastoor Bartholomeus
Doorenweerd als pastoor van Kampen overleed. In verschillende publicaties is in
het verleden al over hem geschreven en ook in het Nederlands Biografisch
Woordenboek werd aandacht aan hem besteed. Steeds opnieuw blijkt, dat deze man
een bijzonder figuur is geweest en. zeker in zijn tijd. lang geen onbekende was
in het toenmalige katholieke Nederland.
Ook als pastoor van Schokland heeft hij velen tot in onze tijd toe, met zijn
aantekeningen gegevens geleverd voor publicaties over het - altijd nog tot de
verbeelding sprekende - eiland.
De bedoeling van dit artikel is, de over Doorenweerd bekende gegevens bij elkaar
te brengen en in het bijzonder aandacht te besteden aan de vele, door hem
geschreven boeken, die hetzij in handschrift, hetzij in druk, nog her en der in
ons land aanwezig moesten zijn. Van een aantal zijn de titels wel bekend, maar
helaas, de huidige verblijfplaats niet. De tussen ( ) geplaatste cijfers
verwijzen naar de bibliografie.
Aan allen, die mij behulpzaam waren bij het verzamelen van de gegevens voor dit
artikel en deze bibliografie, of die mij aanwijzingen gaven waar te zoeken, zeg
ik hartelijk dank. Zonder die vaak hartelijke contacten was het onmogelijk
geweest, het door mij beoogde doel te bereiken. De redactie-commissie van de K.A.
zeg ik hartelijk dank voor de verleende medewerking en de gegeven adviezen.
Op 5 juli 1766 werden Bernardus Doorenweerd en Maria Wonink in Wijhe <1> in
de echt verbonden. Na het huwelijk vertrok het jonge paar naar Zwolle en betrok
vermoedelijk een huis aan de Vispoortenplas. Kerkelijk behoorde het gezinnetje
Doorenweerd tot de schuilkerk in de Spiegelsteeg, waar de drie uit het huwelijk
geboren kinderen gedoopt werden: 29 mei 1767 Bartholomeus, 9 november 1768
Joanna en 25 juli 1770 Gerardus.<2> Over hun jeugd in het toenmalige Zwolle is
ons niets bekend.
Over Bernardus Doorenweerd is weinig te vinden in de archieven. Graag had ik
iets gevonden over zijn maatschappelijke positie. Hij is nl.vermoedelijk niet
onbemiddeld geweest, gelet op de studie van zijn zoon Bartholomeus. Hij overleed
5 januari 1785 en werd in het koor van de Broerenkerk in Zwolle begraven.<3>
De weduwe Doorenweerd kocht in 1789 een huis op de hoek Roggestraat /
Nieuwstraat, waarvoor zij een lening sloot.<4> Zij verkocht dit huis weer in
1799.<5> Waar zij dan gaat wonen, weten we niet. Pastoor Doorenweerd vermeldt
niet veel over zijn moeder, echter wel haar overlijden:
'Mijn Moeder, Maria Wooning, had het Inwijdingsfeest der Buitenkerk (24 oktober
1810) nog bijgewoont maar zij was dien dag eenigszins onpasselijk. Ik vleide mij
dat deze ontsteltenis maar kort zoude zijn; echter was dezelve reeds zoo
toegenomen, dat ik, na dat de eerwaardige Pater van Gemert den 27 's morgens
hare biecht had gehoord, ik haar dien dag 's avonds ten volle bediende en wat
gebeurde? Op den zelfden dag op welke ik voor het eerste in de Buitenkerk
gepreekt had, bezweek reeds 's nachts tusschen Zondag den 28 en 29 Maandag,
juist op middernacht mijne Moeder onder de hevigheid der ziekte; en werd den 31
dier maand 's avonds in onze kerk begraven, de eerste, na dat de kerk door ons
plegtig betrokken was. Hoe wonderlijk is onze Heer in zijne werken. Zij had den
gezegenden ouderdom van 80 jaren en 20 dagen bereikt. Dat zij ruste in vrede.
Haar lijk werd ter Aarde besteld, onder eene groote Zark, die voor de Bank der
Regeering, zoo wat in het midden, is.'<6>
De dochter Joanna huwde op 18 januari 1790 in de Spiegelsteegkerk met Jan Herms
van Emmeloord.<7> De moeder van de bruid, de weduwe Doorenweerd, was getuige.
Jan Herms van Emmeloord overleed in 1811 en werd 18 juni in de O.L.V.-kerk te
Kampen begraven, in hetzelfde graf als zijn schoonmoeder.<8>
Joanna hertrouwde op 19 april 1812 met de gepensioneerde luitenant Martinus
Suskens.<9> Het huwelijk werd ingezegend door haar broer, pastoor Doorenweerd.
Dit huwelijk is ook voor hem van belang geweest, omdat de verstandhouding tussen
pastoor en zwager erg goed was. Verschillende malen blijkt, dat Suskens in
enkele commissies zitting had, o.m. in die voor het in orde brengen van de
O.L.V.-kerk. In 1819 koopt hij samen met pastoor Doorenweerd het graf, waarin
diens moeder en diens zwager zijn begraven, namelijk graf no. 10 in de 13e
regel.<10> Joanna schonk de kerk in 1830 een lange, gouden ketting, ter
versiering van de monstrans.<11>
Van Gerardus heb ik in Zwolle alleen gevonden, dat hij op 23 februari 1794 te
Zutphen huwde met Reinira Hoen.<12>
Doorenweerd schreef in zijn Dagboek dat hij aan een familielid te Zutphen
inlichtingen vroeg over personen die om hulp kwamen vragen en zeiden, door diens
familie gestuurd te zijn. Vermoedelijk bedoelde hij met die familie het gezin
van zijn broer.
Wij willen ons nu met de hoofdpersoon van dit artikel, Bartholomeus,
bezighouden.
Herhaalde
malen schreef Doorenweerd in zijn Dagboek, dat hij op 28 mei 1767 te Zwolle werd
geboren en op 29 mei gedoopt in de Spiegelsteeg-kerk. In deze kerk deed hij ook,
in oktober 1780, zijn Eerste H. Communie. Hierna werd hij naar het College H.
Joannes ante portam Latinam te Kevelaer gezonden. Daar bleef hij tot juni 1785.
Toen ging hij naar Douai (Dowaai), naar het College van O.L. Vrouw, gesticht m
1662 tot vorming van priesters voor de Hollandse Zending. Hij studeerde daar
twee jaar filosofie en drie jaar theologie.<13>
Weinig is er over deze periode bekend. Wel vond ik een aantekening van een
onbekende hand, die vermeldde, dat Doorenweerd 'primus Perpetuus' aan het
college was.<14>
In het Rijksarchief van de provincie Utrecht bevindt zich een stuk van zijn
hand, getiteld: 'Stellingen van Bartholomeus Doorenweerd uit Zwolle ter
verkrijging van de Graad van Doctor in de wijsbegeerte aan de Universiteit van
Dowaai, 1786' (1). Of hij deze graad ook werkelijk gehaald heeft, is mij niet
bekend. Mocht dit wel zo zijn, dan is het vreemd, dat Doorenweerd deze titel
nergens gebruikt.
Het College werd, kort na het voltooien van zijn studie, opgeheven (1793). De
universiteit werd in 1889 naar Rijssel overgebracht. Op 29 mei 1790 (toevallig
zijn doopdatum) ontving hij te Arras (Atrecht) de Lagere Wijdingen. Hij vertrok
toen weer voor enige maanden naar Zwolle en bleef daar, tot Aartspriester
Hampsinck hem in oktober 1790 naar Rheine (Reyne) stuurde. (Een aartspriester
was vóór de weder-instelling van de hiërarchie vergelijkbaar met een deken van
thans.) Daar werd hij door Wilhelmus d'Alhous, de wijbisschop van Munster, op 24
oktober tot diaken en op 26 oktober tot priester gewijd.<15> Zijn eerste stille
H. Mis celebreerde hij 31 oktober in de Koestraatkerk, op 3 november gevolgd
door zijn eerste plechtige gezongen H. Mis in de Spiegelsteegkerk. Ter
gelegenheid van het feest van de H. Willibrordus (7 november) hield hij er zijn
eerste preek.<16>
Vooruitlopend op zijn wijding, verzocht 'Roomsch wereldsch priester
Bartholomeus Doorenweerd' op 25 oktober 1790 Schepenen en Raden van Zwolle,
zolang hij nog geen vaste benoeming had, bij de verschillende priesters te
Zwolle - als hij daarvoor gevraagd zou worden - te mogen assisteren. Dit werd
toegestaan, als hij zich tenminste hield aan de Resolutie van 11 oktober 1777 op
de admissie van Roomse Priesters en Capellanen.<17>
Op 27 november 1790<18> vroeg 'Kapelaan B. Doorenweerd' aan Schepenen en Raden
toestemming, als kapelaan in de kerk in de Koestraat te mogen fungeren,
aangezien hij daartoe door de pastoor van die kerk gevraagd was. Dit werd
toegestaan, wederom onder verwijzing naar bovengenoemde Resolutie, welke
inhield, dat bij een gemengd huwelijk de katholieke partij een eed moest
afleggen voor de stedelijke Magistraat, dat eventuele kinderen uit dat huwelijk
calvinistisch zouden worden opgevoed.<19>
Hij werd kapelaan bij Petrus Arnoldus Vavé, vroeger Jezuďet, maar na de
opheffing van die orde in 1773, als 'werelds priester' in zijn kerk gebleven.
Toen Doorenweerd in 1790 bij Vavé kwam, was deze al oud, zodat het meeste werk
op de schouders van de jonge kapelaan kwam. Ook over deze periode uit het leven
van Doorenweerd is weinig bekend. Misschien had de door hem geschreven 'Kroniek
van Zwolle' (2) hier uitkomst kunnen brengen, maar de verblijfplaats van dit
geschrift is mij niet bekend.
In augustus 1796 kreeg hij vanuit Munster bericht dat hij tot pastoor van
Schokland was benoemd.<20> Direct vertrok hij naar het als arm bekend staande
eiland. Op de avond van 23 augustus kwam hij daar aan. Op 24 augustus, de
feestdag van de H. Bartholomeus - zijn naamheilige -deed hij er zijn intrede en
hield een Leerrede (3). De parochianen waren zó arm, de kerk en de pastorie zó
verwaarloosd, dat Doorenweerd er twaalf jaar later, in zijn afscheidspreek,
herinnerend aan die toestand, nog op terugkwam:
'Het zal U toch wel niet vergeten zijn, in welke onaangename omstandigheden ik
alles op dit eiland gevonden heb. Hoe bouwvallig wasuw schoolgebouw! Het
schoolvertrek leek meer op een woning van dieren als menschen; de kerk was
weliswaar nog onlangs verbeterd, maar op zulk een wijze, dat men haar
achtergevel van jaar tot jaar zag verzakken; uwe priesterlijke gewaden waren in
geen betere toestand, zoodat ik bij U mijne intrede zullende doen, ternauwernood
met de plechtigheid passende klederen vond; met één woord, ik bemerkte in dit
alles een algemeen verval'.<21>
De jonge, energieke pastoor kon meteen aan de slag! Tussen alle
beslommeringen door vertaalde hij de 'Catechismus Historique' (4), die hij
gebruikte voor preken.
Als we de aantekeningen in zijn 'Pastoraal Handboekje' (5) erop naslaan, lezen
we, dat er weinig goeds op het eiland te vinden was. Niet alleen de gebouwen
waren slecht, ook het geestelijk leven van zijn parochianen was niet erg
ontwikkeld. Daarnaast waren er problemen, wat het burgerlijk bestuur betreft.
Het moet Doorenweerd zeer veel tijd hebben gekost, al die op hem afkomende
moeilijkheden op te lossen, maar daarnaast vond hij toch nog tijd de
gebeurtenissen uitvoerig te beschrijven in grote verscheidenheid van
onderwerpen.
Er was weinig, dat aan zijn aandacht ontsnapte, al zal hem als pastoor ook wel
het nodige doorverteld zijn. Hij schreef over het kerkbezoek, de
ziektebestrijding, de gebeurtenissen op zee en aan de wal, over het bijgeloof,
de armenzorg en de zeden, de schoolopziener enz. enz. Vele malen laat hij
blijken, dat hij deze onderwerpen ook in zijn preken aanhaalt.
Men kan zich afvragen, of ook hijzelf soms niet wat bijgelovig was. Als
voorbeeld moge het volgende dienen: Op de feestdag van de apostelen Simon en
Judas (28 oktober) van het jaar 1800 waren er maar twee vissers uit Ens in de
kerk. Toen deze mannen later hun netten uitwierpen, vingen beiden evenveel als
alle andere Enser vissers samen.<22> Een afgepaste wonderbare visvangst dus.
Ondanks het feit, dat Doorenweerd op het eiland tamelijk geďsoleerd was,
bleef hij klaarblijkelijk toch goed op de hoogte van wat er zich in den lande,
en soms zelfs daarbuiten, afspeelde. Problemen in Haarle met de benoeming van
een andere pastoor, beschreef hij evengoed als het geval van de twee dieven, die
in St. Hubert lood van de toren gestolen hadden en met lood en al uit de toren
vielen; volgens Doorenweerd hun verdiende loon.<23> Ook besteedde hij uitgebreid
aandacht aan de kroning van Napoleon in de Notre Dame te Parijs.<24>
Soms is hij ook erg nuchter: als in 1802 het kerkhof verhoogd en vergroot is
door de goede zorgen van de Nieuwe Regering, noteert hij: 'Al stierf de halve
buurt, er is nu plaats genoeg.<25>
Daarnaast spreidde hij grote zorgzaamheid en hulpvaardigheid ten toon, als de
nood hoog was en er direct hulp moest worden geboden. Als in de winter van 1802
een schippersgezin van zeven personen met zijn schip in het ijs van de Zuiderzee
blijft steken en in zeer behoeftige omstandigheden raakt, roept hij een spontane
actie in het leven om de nood te lenigen.
Dat de kerkbezoekers soms ook nog andere woorden te beluisteren kregen dan die
van zijn preek, blijkt uit een notitie, dat de kerk zo dicht op de huizen stond,
dat men woordenwisselingen thuis in de kerk kon horen!<26> Ook bij de kerk
spelende kinderen veroorzaakten veel hinder. Tussen alle bedrijven door vond hij
tijd om boeken te schrijven. Hij schreef 'Hujus Anni...' (6) en begon aan zijn 'Aardrijks-,
geschied-, en natuurkundige zeldzaamheden' (7), behandelend de periode
1804-1825. Door andere auteurs is uitvoerig ingegaan op vele facetten van het
leven van de toenmalige eilandbevolking, zodat ik, wat pastoor Doorenweerd
betreft, dit onderwerp verder laat rusten.<27>
In 1807 las Doorenweerd in de Zwolsche Courant een advertentie van
boekverkoper Robijns in Deventer, waarin deze medeelde, dat hij de Grote en
Kleine Catechismus van B. Overberg in de Nederlandse taal zou uitgeven. Een
brief, die Doorenweerd n.a. v. deze advertentie aan Robijns schreef, had grote
gevolgen. We zullen Doorenweerd hierover zelf aan het woord laten:
'De WelEerw. heerBernard Overberg, Professor der Normaalschool te Munster had
zich eenen grooten Naam gemaakt door zijne uitmuntende wijze om kinderen in den
Godsdienst te onderwijzen. Vele Jonge Godgeleerden, belust hem tot hunnen
Meester te hebben, waren zijne gestendige aanhoorders en bragten het zoo ver,
dat zij zijn geheel onderwijs hadden uitgeschreven. Nu eindelijk werd de Heer
overgehaald, om hetzelve in druk te geven. Eerlang liet ik mij dit werk
bezorgen. Ik vond het overheerlijk en besloot het in het Hollandsch te brengen;
om het mijne Gemeente voor te lezen en dan over elke voorlezing eene Preek te
houden. In dien tusschen tijd maakte de Heer Overberg uit zijn grote werk eenen
kleine en grooten Catechismus. Ik dien catechismus niet kennende las in den
Zwolsche courant eene advertentie van zekeren boekverkoper J. W. Robijns te
Deventer dat hij gemelde catechismus in onze taal zoude uitgeven. Ik in den
waan, dat hij het groote werk van Overberg zoude uitgeven, schreef hem dat ik
hoopte dat hij dit voortreffelijke werk in goed Hollandsch zoude laten
overzetten. Er verliepen eenige weken en die Boekverkoper zond mij die
vertaling, die door de Roomsch katholieken schoolmeester te Deventer voltooid
was, twee reeds afgedrukte vellen en het origineel, waaruit ik nu ontwaarde in
mijne Mening omtrent de vertaling van Overbergs werken gemist te hebben. Ik werd
verzocht de vertaling na te zien! Zij was aller-ellendigst. Nu was zij al door
eenen Lutherschen predikant o verzien, die wel eenige spelfouten verbeterd, maar
er wezenlijke andere fouten in had gebracht. Ik beproefde of ik dezelve
verbeteren konde, maar er was geene verbetering aan of dezelve moest geheel
overgeschreven worden. Ik heb Mij die moeite getroost; en het werk wel ver van
volmaakt te zijn is nu dragelijk. De Schoolmeester had 60 guldens genooten voor
eene vertaling, die geene 60 duiten waardig was'.<28 >
Het gevolg van Doorenweerds bemoeienis was, dat Robijns hem ook de vertaling
van de andere catechismus opdroeg. Zo werd door Doorenweerd de Grote (8) en de
Kleine (9) Catechismus geheel vertaald. Er ontstond ook een briefwisseling met
Overberg, omdat Doorenweerd het met sommige uitspraken van Overberg niet eens
was en ook, omdat sommige Duitse woorden niet vertaald konden worden. In het
Duits stond er b.v. 'Der Liebe Gott', in het Nederlands moest dat worden 'De
goede God'.
Ook in het brieven schrijven is Doorenweerd goed. Sommige brieven, opgenomen in
zijn Pastoraal Handboekje, zijn 20 pagina's lang. Op 7 januari 1808 is de Grote
Catechismus klaar en Overberg schrijft aan Doorenweerd: 'Ich freue mich dass Sie
die übersetzung des Grossen Catechismus glücklich vollendet haben. Sie haben
wohl gethan, dass Sie die Schrift Stellen, soviel es tuglich geshehen kontte, in
den Text mit eindrückten. (...) Gott erleichte und starke Sie nun auch bei der
übersetzung des Handbuches'.<29>
Op 5 maart 1808 stuurde Doorenweerd de Aartspriester een Duits presentexemplaar
van de Grote Catechismus (die hij dus al vertaald had) met de mededeling: 'Ik
wil beproeven of ik dit werk in onze taal overzetten en in het licht brengen
kan'. Misschien vergiste Doorenweerd zich hier en bedoelde hij het Handboek, dat
hij nog moest vertalen. Hij deed er trouwens ook een intekenlijst bij voor de 'nederduitsche
uitgave van Overbergs Handboek' met het verzoek, dit Handboek te willen
aanbevelen aan leraren en studenten van het- toen nog bestaande - seminarie te
's-Heerenberg. De intekenlijst kon, na intekening, naar Robijns in Deventer
worden gezonden.<30>
Reeds in 1799 had Doorenweerd, op aandringen van de Aartspriester Pas te Zwolle, Schokland kunnen ruilen voor de statie Colmschate, maar dat weigerde hij. Hij vond dat een pastoor langer dan drie jaar op zijn standplaats diende te blijven. Hij bleef dus op zijn eiland. Voor de regelmatige verbinding met de vaste wal waren de Schokkers aangewezen op schippers, dus ook voor de post. Vaak vermeldt Doorenweerd dan ook, dat hij brieven aan schippers meegeeft: aan de schipper op Amsterdam en ook aan de 'waterschipper'. Daarom is het opmerkelijk, dat later juist de postverbinding één van zijn belangrijkste argumenten was om naar de vaste wal te gaan. Hij schrijft: 'Intusschen zag ik nog al grootelijks tegen de vertaling op (van het Handboek-D.) wijl de correspondentie tusschen Deventer en Schokland zeer moeilijk is'. Hij wilde toen dus graag naar de vaste wal, en hij werd op zijn wenken bediend:'(...) doch de Voorzienigheid bood in dit stuk mij de behulpzame hand (...) kwam de Eerw. Heer M(atthias) de Wit te Kampen te sterven, waarop mij de benoeming als pastoor toe kwam'.<31> Onmiddellijk na De Wits overlijden had Doorenweerd de Aartspriester verzocht, als pastoor van Kampen benoemd te worden en met succes! Twaalf jaar lang had hij lief en leed met de eilandbevolking gedeeld. Zijn afscheidspreek (10) hield hij op het feest van Maria Boodschap, 25 maart 1808.
Nadat Doorenweerd op 16 maart 1808 bij de begrafenis van pastoor de Wit in de
Bovenkerk<32> was geweest en zo aan zijn voorganger de laatste eer had bewezen,
deed hij reeds op 3 april (Passiezondag) zijn intrede in de knusse schuilkerk
aan de Rhijnvischgang.<33>. Hij was niet de enige priester in Kampen. In de
Voorstraat (achter de Nieuwe Muur), op de hoek van de Blauwehandsteeg, was al
vele jaren de schuilkerk van de paters Franciscanen (thans kantoor der
Rijkspolitie te water). Er was tussen pastoor en pater niet altijd een
even goede verstandhouding, maar in tijd van nood kon men toch immer een beroep
op elkaar doen. Ongetwijfeld zal Doorenweerd over zijn intrede aantekeningen
hebben gemaakt, maar deze zijn niet meer voorhanden. In de verschillende boeken
van de Pastoorskerk vinden we aantekeningen van zijn hand. Ook de
parochie-administratie heeft hij bijgehouden (11, 12, 13, 14, 39). Belangrijk is
zijn in nr. 11 aangelegde lijst van pastoors van Kampen. Deze lijst werd door
B.P. Velthuysen gebruikt in zijn artikel over Kampen.<34>
Direct na Pasen 1808 ving Doorenweerd aan met de vertaling uit het Duits van
zijn 'Handboek van Christelijken Catholijken Godsdienst om zich zelven en
anderen te onderwijzen' (15). Hij werkte er aan in 1808 en 1809. Voor de
vertaling van de verschillende versjes vroeg hij de hulp van zijn Eerw. vriend
Kauts, die óp zijn beurt weer advies inwon van Rhijnvis Feith, de bekende
Zwolsche burgemeester en dichter .<35> Of dit Doorenweerd nu wel zo aangestaan
heeft, is te betwijfelen. Het werden twee delen, die bij intekening uitgegeven
werden. De uitgever Robijns kreeg het er maar druk mee. Niet helemaal duidelijk
is of er in 1808 al één deel was uitgegeven en het tweede deel in 1809. Een
recensie in de Schiedamsche Courant van eind 1808 steekt de loftrompet over de
vertaling: 'De vertaling is voortreffelijk en strekt den Eerwaardige Doorenweerd
tot grote Eer'.<36> Daar zal Doorenweerd best trots op zijn geweest.
Op de avond van de 16e maart 1809 bezocht koning Lodewijk Napoleon Kampen en
bij dat bezoek schonk hij de O.L.V.- of Buitenkerk aan de Kamper katholieken.
Het zal Doorenweerd bekend zijn geweest, dat er bij zo'n koninklijk bezoek nog
wel eens een Hervormde kerk aan de katholieken werd teruggegeven. Hij had er dus
over na kunnen denken, welke kerk hij liever wel en liever niet zou krijgen.
Vandaar dat hij op de schenking onmiddellijk kon reageren met argumenten: hij
had liever de Broederkerk dan de O.L. V.- of Buitenkerk, omdat laatstgenoemde
veel te groot was en in een niet al te beste staat verkeerde. Maar zijn
tegenwerpingen hielpen niet. De wens van de koning werd uitgevoerd en de O.L.V.-
of Buitenkerk was voor de katholieken. De volgende dag zou de koning o.m. een
bezoek brengen aan het in 1803 gestichte R.-K. Weeshuis. En hier deed
Doorenweerd een slimme zet. Bij dat bezoek gaf de vader van het weeshuis,
Hendrik Jan van Kempen, Zijne Majesteit een door Doorenweerd in het Frans
opgestelde brief over de financiële toestand van het weeshuis, die door de
koning, staande in de keuken, werd gelezen. In die brief stond o.m. dat er nog
l .000,- schuld was. Na enig gefluister van Zijne Majesteit met een dienaar werd
er later op de dag aan Van Kempen twee kassiersbiljetten, elk ter waarde van 500
gulden ter hand gesteld. De brief was dus niet voor niets geschreven.<37> Wij
willen hier voorbijgaan aan de vele problemen, die de teruggave van een zo groot
gebouw aan een niets gewend zijnde gemeenschap meebracht. Hierover zijn reeds
eerder publicaties verschenen.<38>
Het doorzettingsvermogen en het inzicht van Doorenweerd is van veel betekenis
geweest om de problemen te boven te komen. Naast het kerkbestuur werd
bijvoorbeeld een 'Commissie tot Vertimmering der Kerk' benoemd, en toen het
kerkbestuur bezwaar maakte tegen de bevoegdheden van die commissie, stuurde
Doorenweerd het kerkbestuur eenvoudig zolang naar huis. Eerst de kerk klaar en
dan zou hij wel verder zien!
In
januari 1810 werd de aanbesteding van altaar, preekstoel en communiebank
gehouden. Hij schrijft: 'Ik werd ook in de vergadering verzocht in de Zwolsche
Courant de aanbesteding tegen de 24 van Louwmaand te laten bekend maken, terwijl
ik hier aan mij zelven verschuldigd ben tusschen te voegen dat noch Teekeningen,
noch bestek mij behagen, uit hoofde van vele onvolmaaktheden, die er naar mijns
inziens in voorkomen.<39>
Deze verontschuldiging heeft haar nut bewezen, want later schreef men: 'Jammer
is het, en het pleit niet voor de goede smaak van Doorenweerd, dat het
ameublement niet in de stijl van de kerk werd vervaardigd. Altaar, communiebank,
preekstoel, zangkoor, banken werden vervaardigd door gewone timmerlieden,
katholiek of protestant, zonder zich in het minste om de gothiek te
bekreunen'.<40>
Op 24 oktober 1810 werd de eerste H. Mis opgedragen door de pastoor van
Steenwijkerwold, J.H. Müller. Diens broer, J.W.A. Müller, pastoor te Deventer,
hield de predikatie. Beiden waren goede vrienden van Doorenweerd en hij heeft
hen menigmaal bezocht. Doorenweerd hield een feestrede, die later in druk werd
uitgegeven (20), tegelijk met een preek, die Doorenweerd hield bij de
ingebruikname van de O.L.V.-kerk te Zwolle.
Het eerste deel van de 'Dagboeken mijner Verhandelingen te Kampen' (16) begint
met 16 maart 1809. Vooral dit eerste deel handelt uitvoerig, soms een beetje te,
over: de teruggave van de kerk; de inrichting ervan; de eigendom van graven en
zerken; van wie was de toren; het zangkoor en over de tijden van de diensten in
de kerk en de beide huiskerken. Allemaal onderwerpen, die veel stof deden
opwaaien, omdat men vanuit beide kerkelijke gemeenten b.v. een koster wilde
benoemen en een kerkkoor in stand houden. Met de buitenwereld gaven de graven en
de toren veel moeilijkheden, die elders reeds uitvoerig beschreven zijn.<41> Ook
de beide andere delen van zijn Dagboek bevatten een stroom van belangrijke en
onbelangrijke voorvallen, die ons een indruk geven van de vele activiteiten en
bemoeiingen van pastoor Doorenweerd.
Opmerkelijk is, dat Doorenweerd naast zijn 'Dagboek' nog een register aanlegde,
waarin veel zaken, die hij ook in zijn Dagboek noteerde, aan de orde kwamen. Hij
begon ook in maart 1809 met de notulen van de vergadering van de Commissie tot
Vertimmering der Kerk: 'Verbaal van het verhandelde bij de Heeren
Gecommitteerden tot vertimmering van Onzer lievevrouwen of Buitenkerk te Kampen
1809' (17). Hierin vindt men ook uitgebreid de vele moeilijkheden e.d. die er op
te lossen waren.
Door alle drukte met de verbouwing kwam Doorenweerd aan schrijven niet toe,
maar toen alles achter de rug was, begon hij in 1810 weer met vertalen, en wel
van een werkje van Overberg (18) in een - in die tijd schijnbaar in de mode
zijnde - vorm, nl. een samenspraak van twee personen. Ook een volgende
vertaling, een boekje van Eskes, werd op deze wijze geschreven (19).
Zijn deze beide uitgaven meer 'wereldse' boekjes, uitgesproken rooms is de
Huiszegen (21), die hij in 1812 laat drukken. Naast de zorg voor de volwassenen
op godsdienstig gebied (22,23), komt steeds weer bij Doorenweerd zijn grote
bezorgdheid voor de jeugd naar voren. Dit komt ook zeer goed tot uiting in zijn
voorbereiding tot de Eerste H. Communie. Dat hij die belangrijk vond, blijkt wel
uit het feit, dat hij bijna ieder jaar één uitvoerig verslag van deze
plechtigheid in de 'groote kerk', in zijn Dagboek optekende.
Na weken van voorbereiding moesten de Eerste Communicanten op een middag in de
kerk komen, waar Doorenweerd, in koorkleed en stool, hen bij de preekstoel liet
plaatsnemen om hen te overhoren en zo hun kennis te toetsen. Op een volgende
middag gaf hij biechtonderricht. Hij schreef:
'Op den feestdag zelve (15 augustus 1811) bepaalde ik den Hoogen Dienst op 9
uren in plaats van op 10 uren... beklom ik nu den Preekstoel en na de kinderen
ter voorbidding van de Gemeente te hebben aanbevolen, deden wij haar beloven
voortaan nog getrouwelijk den Catechismus te zullen bijwonen, enz. Daarop
verscheen ik met de koorkap voor het altaar, gaf de Benedicti, waarna het koor
de Veni Creator aanhief; na geëindigde collecte begaf ik mij naar het sacristie
om het kazuifel te nemen, terwijl de Introďtus werd gezongen; en daarop de H.
Dienst met vele statigheid een begin nam; na den gečindigden Dienst, las ik op
den Preekstoel het zinnebeeld van de vijf wijze en dwaze maagden voor en hield
over hetzelve eene op de omstandigheden toepasselijke Preek. Na de preek werd de
Ambrosiaansche Lofzang bij gelegenheid van 's Keizers Naamdag gezongen,
intusschen gingen de Meisjes in het sacristie een ontbijt nemen, wijl zij anders
te lang zouden hebben moeten wachten. Op het einde van den Lofzang begaven zij
zich weder op hun plaatsen, 's Middags was er eene Vespers, waar nu weder de
Ambrosiaanse Lofzang ter gelegenheid van het Feest werd gezongen'.< 42>
De Communicanten zaten op bankjes in het priesterkoor en droegen een
versierde waskaars die op een kandelaar naast hen werd neergezet. Ter
herinnering aan het feest liet Doorenweerd een prent drukken, een aandenken en
ook een Formulier ter oefening van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw. Beide werden
jarenlang gebruikt<43> . Ook de paters van de Paterskerk deden mee aan de
voorbereiding tot de H. Communie. Vele jaren later gaf een wat al te uitbundig
versierde kerk wat problemen met die Patersgemeente:
'Wijl Eleonora Leenders afwezig was, verzocht ik de Freules van Goltstein, om de
meid in het versieren der kerk te helpen, te meer omdat die Dames een merkelijke
hoeveelheid Bloemen door haar zelve vervaardigd, hadden. (...) De Dames waren op
den gelukkigen inval gekomen, om het (priester)koor door opgestriktegordijnen te
verbeelden. Dit was zeer sierlijk, schoon het de bedillen des Nijds niet heeft
ontgaan. (...) Terwijl die van de Pastoorskerk alles fraai vonden, oordeelden
die van de Pater dat het alles naar een uitdragerswinkel geleek'.<44>
We proeven hier iets van de wrijving tussen de beide gemeenten, die heel wat
keren tot moeilijkheden geleid heeft, al geeft in dit geval ons gevoel de leden
van de Paterskerk gelijk. Het zal wel wat te veel van het goede geweest zijn,
evenals trouwens de voor onze begrippen wat al te lange kerkdienst
Doorenweerd
schreef ook veel Bijbelse Verhalen en kerkboekjes voor kinderen (24, 31, 33 t/m
38, 40, 41). Sommige deeltjes waren voorzien van plaatjes, die door een
plaatsnijder, Van Beek, werden vervaardigd. Af en toe vond Doorenweerd ze wat
aan de 'protestantse' kant Als 'priester van de Hollandse Zending' was het hem
niet gauw naar de zin. Naast een niet gering aantal vertalingen schreef
Doorenweerd ook zelf, in 1814, een Leerrede over de terugkeer van Pius VII (25)
bij gelegenheid van diens terugkeer in Rome, gevolgd door nog een werkje over
dit onderwerp (27).
Problemen waren er ook met het kerkkoor, veroorzaakt doordat men uit de beide
koren van de Paters- en de Pastoorskerk één koor wilde samenstellen. Maar wie
moest dan dirigeren of orgelspelen? En wie moest er voorzitter zijn van het
koorbestuur? Vele, vele malen schreef Doorenweerd in zijn Dagboek over de
kuiperijen, die de sfeer onder de zangers bedierven. Bij de ingebruikname van de
kerk was er al een Reglement voor de Zangers opgesteld,45 maar dit gaf onder
dezen aanleiding tot veel ongenoegen. Om de problemen op te lossen, werden er
telkens vergaderingen belegd en aanvullingen op het Reglement gegeven. Eén ervan
is nog aanwezig (26).
Naast de Grote en Kleine Catechismus vond Doorenweerd het nodig, ook nog een
Verkorte of Middel-Catechismus te vertalen uit het Duits. Hij deed dit in 1815
(28).
Het boek 'Bespiegelingen op het lijden' kunnen we misschien zien als een
verzameling meditaties, in de lijdenstijd gehouden en later gebundeld (29). De
belangrijke gegevens die Arnoldus Waaijer, priester te Zwolle, in zijn 'Het
aartspriesterschap van Zwolle' heeft nagelaten, werden door Doorenweerd
aangevuld en vervolgd (30).
Bijzondere aandacht verdient de vertaling van een Duits werkje over Anna
Katharina Emmerick (32 a, b, c). Zij was een Duitse non, in 1802 ingetreden in
het augustinessenklooster te Duimen in Westfalen, die van 1812 af alle
verschijnselen van stigmatisatie (verschijning van de littekenen van Christus
aan het kruis) vertoonde, als ook andere verschijnselen, zoals helderziendheid,
visioenen en extase. Beschrijving van haar visioenen en mededelingen door de
dichter Clemens Brentano bracht
haar blijvende bekendheid. Op Doorenweerds werkje brak een kleine storm van
reacties los, die tot wederwoord aanleiding gaven. Uit vele streken kwamen de
reacties. Vooral van dominee Bos uit Breda.
Moeilijker werd het toen ook priesters het niet met hem eens bleken te zijn.
Men was liever wat voorzichtig. Zulke verschijnselen waren al te vaak bedrog
gebleken.
Opmerkelijk is, dat over het werkje 'Eenzijdige Rechter' (32b), door de beide
broers Müller, die Doorenweerd bij de eerste mis in de O.L.V.- of Buitenkerk op
24 oktober 1810 geassisteerd hadden, zeer verschillend werd geoordeeld. J.W.A.
Müller (Deventer) had niets dan lof over het geschrevene, van J.H. Muller (Steenwijkerwold)
kwam er een zeer lange brief, waarin deze de mening uitsprak, dat het werkje
'Eenzijdige Rechter' beter nooit had kunnen verschijnen.<46>
Aardig is het te vermelden, dat er ook een boekje van Doorenweerd in het Vlaams
werd vertaald. Wij lezen bij 16 oktober 1825 over een verzoek van den heer
Beyaertseijs, boekdrukker in de Lelystraat 13 te Kortrijk, waarbij deze de
schrijver verzocht: 'om de Bijbelsche Verhalen te mogen drukken met Zoodanige
veranderingen en spellingen als men voor Brabant zoude dienstig oordelen'.
Volgaarne gaf Doorenweerd hiertoe zijn toestemming. De nieuwe titel werd:
'Verhalen uit het O.T. Een deugdelijk Leesboek in 50 lessen verdeeld. Ingerigt
ten behoeve der Lagere Scholen in West-Vlaanderen'.<47>
Wij willen hier over stijl en inhoud van de vele boekjes e.d. geen oordeel
uitspreken. Daarvoor zijn ze te zeer tijdsgebonden. Een feit is, dat de door
Doorenweerd geschreven boekjes in een behoefte zullen hebben voorzien.
Dat ze gelezen en goed bevonden werden, is bewezen door de herdrukken, die er
tot lang na zijn dood verschenen (43 t/m 48).
In 1817 deed de plaatsnijder Van der Beek aan Doorenweerd het voorstel, een
portret van hem te tekenen en te graveren. Doorenweerd voelde hier niet zoveel
voor en won eerst inlichtingen in bij Robijns in Deventer. Hij vroeg
diplomatiek, of hij de heer Robijns er een plezier mee deed en of deze dan ook
de kosten voor zijn rekening wilde nemen. Robijns schreef terug, dat hij vond,
dat er zeker een portret van Doorenweerd moest komen. Als de pastoor toch boeken
en preken uitgaf, dan kon dat ook wel met zijn portret er bij. En zo gebeurde
het dan ook. Robijns zou de zaak verder met Van der Beek overleggen en
Doorenweerd zou er nog wel van horen. De tekening hing later op de
schoorsteenmantel en was na het overlijden van Doorenweerd voor de parochie:'...
en mijn portrait zooals het voor de schoorsteen in de achterkamer hangt van de
pastorie blijft aan de pastorie'.<48>
Het is thans niet meer aanwezig. Vermoedelijk was het 't portret, dat afgedrukt
staat in de na zijn dood uitgegeven preken door Hoppenbouwers (42). Dat is ook
gebruikt voor zijn grafprent.<49>
De pater van de Paterskerk kon, als Doorenweerd op reis wilde, de dienst
waarnemen en deze heeft daar menigmaal gebruik van gemaakt. Misschien kijken wij
vanuit onze tijd wat al te primitief aan tegen de toenmalige reismogelijkheden.
Men bezat of huurde een rijtuig en men kwam - hoe dan ook - waar men wilde. Ook
met de trekschuit werd menige tocht gemaakt, als ook met het beurtschip op
Amsterdam. Voor een pastoor was reizen wat gemakkelijker dan voor een gewone
burger, want men kon haast altijd wel ergens in een pastorie overnachten. Bij
hoeveel kerkwijdingen en andere feesten zal Doorenweerd tegenwoordig zijn
geweest? Zelfs naar Kevelaer, Münster en Stadhlohn ging hij, om van de vele,
dichter in de buurt liggende plaatsen maar te zwijgen. Op 18 augustus 1817
maakte Doorenweerd met zijn zuster een reisje naar Steenwijkerwold, om daar op
20 augustus te assisteren bij de eerste H. Mis van een jonge priester, die in
Tuk, bij Steenwijk, was geboren. Die jonge priester was Joachim Spitzen.
Doorenweerd zal niet hebben vermoed, dat deze hem (in 1832) als pastoor van
Kampen zou opvolgen.
Ook als contactpunt voor inlichtingen over personen blijken pastorieën erg
belangrijk te zijn. Menige brief werd er ontvangen en verzonden, waarin gevraagd
werd om inlichtingen over bepaalde personen. En vaak terecht. Er zijn al heel
wat geestelijken bij de neus genomen.
Nergens schreef Doorenweerd overigens iets over geld. Niets over persoonlijke
armoede of rijkdom. We kunnen aannemen, dat hij met het schrijven van zijn
boeken geld verdiend heeft. Op 5 juli 1823 zette hij 300 guldens op de
Nutsspaarbank van Kampen, opgericht in 1820, Boekje nr. 153.<50> Ook is bekend,
dat hij wel geld uitleende, en dat wijst toch op een zekere welstand. In 1826
fundeerde hij aan de kerk in de Rhijnvischgang 'bij mijnen levendigen lijve'
<51> 500 gulden; van de rente moesten elk jaar enige diensten worden gehouden.
Deze fundatie wordt nu nog eenmaal per jaar gehouden.
Ongetwijfeld heeft Doorenweerd ook veel geld besteed aan boeken. Het zal hem dan
ook aan het hart zijn gegaan, toen bij de storm van 4 en 5 februari 1825 de stad
onderliep door het bezwijken van de sluis naast de Cellespoort, en meer dan 200
van zijn boeken, waaronder vermaarde werken, nat en daardoor waardeloos
werden.<52>
Al heel vroeg was Doorenweerd actief als medewerker aan tijdschriften. In de
jaren 1794-1796 schreef hij onder de schuilnaam Transisalanus (Overijsselaar)
artikelen in het tijdschrift 'Kerkelijke Bibliotheek voor Roomsch Catholijken in
Nederland' (49).
In september 1817 werd Doorenweerd uitgenodigd redactionele medewerking te
verlenen aan 'Minerva, Letterkundig tijdschrift voor Godsdienst, Wetenschappen
en Kunsten' (50). De redactie hield er geen vaste beginselen over de godsdienst
op na en daarom werd aan Doorenweerd toevertrouwd, het werk na te zien. Hij
veranderde nog al eens wat en dat was niet naar de zin van de redacteur, Olivier
Schilperoord. Deze schreef Doorenweerd een brief, die hij echter ongeopend
terugzond met de mededeling, dat hij niets meer met Minerva van doen wilde
hebben.<53>. In april 1818 schreef Doorenweerd aan de uitgever Robijns, dat met
de Minerva de zaken in de war liepen en dat hijzelf de redactie zou willen
voeren. Robijns stemde in die wens toe en bij de uitgave van het 3e nummer van
de lopende jaargang, had Doorenweerd de redactie opgedragen gekregen.<54>
Als tegenhanger van de Algemene Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd een R.-K.
Maatschappij opgericht Op 14 februari 1821 werd door de secretaris J. G. le Sage
ten Broek aan Doorenweerd meegedeeld, dat hij was benoemd tot honorair lid en
werd hem zijn medewerking gevraagd voor een nieuw R.-K. tijdschrift, dat niet
met name genoemd werd.<55> In februari 1825 vindt men een korte mededeling, dat
hij de redactie van de 'Katholiek' (51) heeft opgezegd, omdat de verwachte steun
van katholieke landgenoten uitbleef.<56>
In januari 1828 werd Doorenweerd door de drukker Arkesteijn uit 's-Hertogenbosch
op de hoogte gebracht van het feit, dat deze een nieuw maandblad, onder de titel
'Christelijke Mentor' (52) wilde uitgeven. De redacteur, N. Vermeulen uit
Arnhem, vroeg Doorenweerd of deze zijn medewerking aan dit maandblad wilde
verlenen.<57>
Wij willen hier enige aandacht besteden aan de, al eerder, betreffende
versiering van de kerk genoemde Eleonora Leenders. Zij betoonde zich een
opmerkelijke vrouw tijdens de ambtsvervulling van pastoor Doorenweerd.
Allereerst heeft zij bijgedragen tot de inrichting van de O.L.V.-kerk, die nog
lang niet was als later, in de tijd van 'het rijke roomse leven'. Zij schonk in
1816 een altaar met H. Hartbeeld, dat op l augustus 1817 werd gewijd en dat
geplaatst was in de nis links van het priesterkoor. Het zou er blijven staan tot
1862. Aan dit altaar werd later een Broederschap van het H. Hart verbonden, die
een bloeiend bestaan heeft geleid. Vele jaren later schonk zij een Christusbeeld
en een glazen kroonluchter, thans geen van beide meer aanwezig.
In 1828 kocht zij uit een Paterskerk in Utrecht twee houten beelden,
voorstellende St. Nicolaas en St. Vincentius, die - na allerlei omzwervingen in
de kerk - op de zolder belandden en in 1963 werden verkocht Ook een verguld
zilveren ciborie (kelk met deksel voor het bewaren van de hosties) schonk zij;
deze is gelukkig nog aanwezig. Opmerkelijker nog dan haar vrijgevigheid is het
feit, dat pastoor Doorenweerd haar steeds noemde: 'Eerw. Zuster Eleonora
Leenders'. Moeten we hierbij denken aan een Orde van vrouwelijke religieuzen of
meer aan een vrouw, die - op haar manier- trachtte een kloosterleven te leiden?
Dat er meer 'zusters' zijn geweest blijkt uit een bericht, dat bij een
feestelijke gelegenheid, enige nieuw aangeworven zusters communiceerden die
genoemde 'Eerw. Zuster' (E. Leenders) tot haar hoofd hadden. <58> Verder is ons
over deze groep vrouwen weinig overgeleverd.
Een andere belangrijke persoon in het leven van pastoor Doorenweerd was Jacobus Coridon, geboren te Ens op Schokland op 18 februari 1802. Toen hij wees geworden was, besteedde Doorenweerd hem uit bij een weduwe, en betaalde voor hem de verzorgingskosten. Op latere leeftijd ging hij voor priester studeren. In januari 1821 werd hij ingeschreven aan het seminarie te 's-Heerenberg,<59> waar hij in 1824 zijn studie voltooide. Op 20 september 1824 werd hij te Munster tot priester gewijd.<60> Op verzoek van zijn beschermheer, werd hij benoemd tot kapelaan te Kampen.
Uit verschillende aantekeningen van Doorenweerd blijkt, dat de constitutie
van zijn kapelaan niet sterk was; gauw vermoeid en vaak maagklachten.
Op initiatief van Jacobus Coridon werd in 1828 de 'Broederschap van O.L.V. van
Bijstand' opgericht, die echter niet lang bestaan heeft (1828-1832). Hiervan
zijn nog enige herinneringen in het Archief aanwezig.<61> Op 17 juli 1832
overleed de kapelaan aan de tyfus. Hij werd begraven op het 'Nieuwe Kerkhof
buiten Kampen', waarmee het algemene kerkhof aan de Plasweg te Usselmuiden is
bedoeld.
De schok van het overlijden van zijn beschermeling en kapelaan was
Doorenweerd te veel. Zelfwas hij erg zwaar van gestalte en hij had al een paar
maal een lichte beroerte gehad. Op 25 juli 18 32, op de verjaardag van zijn
broer Gerardus, overleed hij aan een beroerte, 65 jaar oud. Hij was 42 jaar
priester geweest, waarvan 24 jaar pastoor van Kampen.<62> Er was een einde
gekomen aan het leven van een werkzame man, opgeleid in de geest .van de oude,
Hollandse geestelijkheid.
De parochianen zullen zich verweesd hebben gevoeld, toen zij, zo kort na elkaar,
hun beide priesters ten grave hebben moeten dragen. Ook Doorenweerd werd
begraven op het 'Nieuwe Kerkhof buiten Kampen', zoals het bidprentje dat voor
hen beiden gemaakt werd, vermeldt.
Op 26 juni 1831 had Doorenweerd zijn testament <63> gemaakt, waarin ook enige
bepalingen betreffende zijn begrafenis waren opgenomen: (...) 'Zoo als ook de
plegtige uitvaartdienst in O.L.V. of groote kerk, gelijk de zangers dit gewoon
zijn; maar het is wel mijn uitdrukkelijke wil, dat mijn lijk niet ter
bezigtiging in de kist aan de gemeente gegeven zal worden, gelijk dit bij de
weleerw. heer M. de Wit heeft plaats gehad'. Verder mag er geen lijkrede
gehouden worden, want die is niet voor eenvoudige mensen. Hij vermaakt aan de
'Gemeente in den Rhijnvischgang' zijn miskelk met
pateen en een stel zilveren ampullen met blaadje (niet meer aanwezig), de
'Afbeelding van het binnenste mijner kapel in den Rhijnvischgang'<64 >en het al
eerder genoemde portret.
Daar Doorenweerd niet had kunnen voorzien, dat zijn kapelaan eerder zou sterven
dan hij, had hij Jacobus Coridon tot erfgenaam gemaakt van al zijn papieren:
'Vervolgens is het mijn wil en begeerte, dat aan den eerw. heer Coridon in volle
eigendom worden ter hand gesteld alle mijne papieren en brieven met mijne eigene
hand of met de hand van iemand anders geschreven'. Doorenweerd was er niet meer
toe gekomen dit in het testament te veranderen.
Nu was hier wel eens de hulp ingeroepen van de uit Zwolle afkomstige kapelaan
W.J.M. Waanders, die ook een goede bekende van Doorenweerd was. Deze kapelaan
nam al de papieren en manuscripten van Doorenweerd in bezit en voerde ook de
verdere bepalingen van het testament uit.
Opmerkelijk is, dat boekhandelaar J. W. ten Hagen te 's-Gravenhage op maandag de
21ste oktober 1833 en volgende dagen, een veiling hield, waar o. m. boeken van
Doorenweerd onder de hamer kwamen. Graag zouden wij de in de advertentie
genoemde catalogus hebben willen inzien om te weten, welke en hoeveel boeken er
van hem verkocht werden.<65>
Na de benoeming van pastoor J. Spitzen (1832-1835 te Kampen), zal kapelaan
Waanders weer naar Zwolle zijn vertrokken met de papieren e.d. van Doorenweerd.
Daar zal hij misschien hebben meegewerkt aan de door Hoppenbouwers uitgegeven
'Korte Kerkredenen', kort na de dood van Doorenweerd uitgegeven (42).
Na het overlijden van kapelaan Waanders kwamen de papieren e.d. aan kapelaan
Jansen te Zwolle, later deken van Groningen.<66> Welke weg de manuscripten
verder zijn gegaan, valt uiteraard niet meer te achterhalen. B. P. Velthuijsen,
die het plan had een studie over Doorenweerd te schrijven maar daar niet aan
toegekomen is, vermeldt in zijn artikel over Kampen <67> alleen het Dagboek van
Doorenweerd. In het Archief van de kerk bevindt zich een 'Zerkenboek der
Buitenkerk' (1766-1830), dat op 5 januari 1906 door C.N. van Fenema uit
Groningen aan de parochie werd geschonken. Van deze heer Van Fenema bevindt zich
in het Archief een interessante brief <68>gedateerd 10 februari 1906, gericht
aan de pastoor of de kapelaan, die handelt over papieren van Doorenweerd:
'Hooggeachte Heer. Uw geëerd schrijven van 19 Januari j. l. is in goede orde in
mijn bezit gekomen, en heb ik dienvolgens aan mijn vriend den heer A J. Reijders
te Kampen verzocht, bij Stuurop al datgene op te koopen, wat aan schrifturen
afkomstig uit het Zusterhuis, nog in 's mans bezit mocht zijn. Van den Heer
Reijders ontving ik daarop gisteren een pakket, bevattende alles wat Stuurop nog
van deze mss. bezat. (...) Daar ik de 'Korte Kerkredenen' van Doorenweerd niet
bezit, kan ik ook niet beoordelen, of de toegezonden stukken reeds eerder in
druk verschenen zijn. ...Ik zélf bezit geen enkele geschreven stuk meer, dat uit
deze collectie afkomstig is, daar ik de historische documenten, waarover ik u
onlangs schreef, aan de heer Lubbers te Kampen heb opgezonden. ... Tevens maak
ik van deze gelegenheid gebruik om u vriendelijk te bedanken voor de opgegeven
literatuur die van Doorenweerd in druk verscheen'.
Jammer is het, dat niet duidelijk wordt, welk 'zusterhuis' hier bedoeld is. Ook
de rol van de heer Lubbers, lid van een gegoede R.-K. familie, destijds wonende
in de Boven Nieuwstraat, waar nu ijzerhandel Prins is gevestigd, is niet geheel
duidelijk.
In 1934 werd door pastoor M. J. Gasman een 150-tal boeken 'geplaatst' in de
bibliotheek van het seminarie Rijsenburg en de Universiteitsbibliotheek te
Nijmegen. Onder een lijst van deze boeken schrijft hij de toevoeging: 'hier zijn
ook de manuscripten', jammer genoeg zonder vermelding wat dit inhoudt.
Bij correspondentie met de bibliothecaris van de Katholieke Universiteit bleek,
dat alleen maar 4 zeer oude boeken (3 handschriften en een vroege druk) in
Nijmegen zijn gekomen en de rest naar het seminarie Rijsenburg is gegaan, omdat
het bisdom de uit Kampen afkomstige boeken en papieren zelf wilde behouden.
Door de opheffing van het seminarie zullen deze bescheiden zijn terecht gekomen
in de universiteitsbibliotheek te Utrecht onder de naam 'kollektie Thomaase', en
bij het Rijksarchief Utrecht. In het artikel van LJ. van der Heijden <69> worden
als bezitters van manuscripten van Doorenweerd genoemd: pastoor A.E. Rientjes,
het klein seminarie Apeldoorn en de auteur zelf, zonder vermelding hoe dezen in
het bezit van de stukken zijn gekomen.
Ik wil dit artikel over deze arbeidzame pastoor besluiten met het verzoek, mij te willen inlichten over het eventuele bestaan van boeken of manuscripten van Doorenweerd, die niet in de hier achter volgende bibliografie zijn opgenomen.
Zie ook fotocopie 'Grafprent' van Pastoor B. Doorenweerd, getekend door H. P. Oosterhuis. Uitgegeven door J.C. Hagedoorn, Kunsthandel te Amsterdam, gegraveerd door D. Sluyter (Archief O.L. V- of Buitenkerk).
BIBLIOGRAFIE
Periode Zwolle:
l . Stellingen van Bartholomeus Doorenweerd uit Zwolle ter verkrijging van de
graad van Doctor in de wijsbegeerte aan de universiteit van Dowaai, 1786.
Gedrukt, l stuk, inventarisnummer 404. Aanwezig: Rijksarchief provincie Utrecht.
Bron: Correspondentie met het
2. Korte Kronijk van Zwolle. Geschreven tot 1794. 129 blz. Aanwezig: Onbekend.
Bron: Archief Utrecht, dl. 65. blz. 35.
Periode Schokland:
3. Leerrede op den feestdag van den H. Bartholomeus. ter gelegenheid van de
bezitneming der Pastory op Ens en Emmeloord. (24 augustus 1796).
Aanwezig: Onbekend.
Bron: Archief Utrecht, dl. 65, blz. 35.
4. Catechismus Historique door Fleury. Doorenweerd vertaald deze ą 1800.
Aanwezig: Onbekend.
Bron: Dagboek Doorenweerd, dl. III, blz. 84.
5 Pastoraal Handboekje of verzameling van gedagten. waarnemingen en
gebeurtenissen dienstig voor eenen Harder der Gemeente. (Handschrift)
Deel I: 797 blz., begonnen 14-9-1801, tot 1817. (vermoedelijk heeft Doorenweerd
eerst oudere aantekeningen opgeschreven, want het begint met
gegevens uit 1797).
Aanwezig: Collectie Rijsenburg, Rijksarchief prov. Utrecht.
Bron: Correspondentie met het -
(In fotocopy aanwezig in het Gemeente Archief Kampen).
Deel II: 34 blz., 1810-1813.
Aanwezig: Onbekend.
Bron: Archief Utrecht, dl. 65, blz. 35.
6. Hujus Anni dies Primus Sit perpetuo in Historia hominis mei interioris Nemo-
rabilis. (Handschrift)
Begint met blz. 313, tot 491, veel latijn.
Aanwezig: origineel onbekend.
(In fotocopy aanwezig in het Gemeente Archief Kampen).
7. Aardrijks-, geschied-, en natuurkundige zeldzaamheden, opgetekend door Bartholomeus
Doorenweerd, pastoor op het eiland Schokland, later te Kampen. 1804-1825.
(Handschrift)
Aanwezig: Collectie Rijsenburg, Rijksarchief prov. Utrecht. Bron:
Correspondentie met het -
8. Bernard Overberg, Grooten Catechismus. Vertaald door B. Doorenweerd, 1807.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal Handboekje.
9. Bernard Overberg, Kleine Catechismus.
Vertaald door B. Doorenweerd, 1807.
Aanwezig: Onbekend.
Bron: Pastoraal Handboekje.
10. Afscheidsrede te Emmeloord gehouden op het feest der Boodschap van de H.
Maagd Maria, 25 maart 1808. Aanwezig: Onbekend. Bron: Archief Utrecht, dl. 65,
blz. 36.
Periode Kampen:
11. Pastoorskerk. Grootboek 1782-1862.
Groot aantal pagina's met aantekeningen van Doorenweerd. De meeste gaan over te
lezen H. Missen. Fundatie-gelden en het innen van renten. Enkele belangrijke
bladzijden zijn: 21-30: Lijst der Opvolging van de Pastoors dezer Gemeente:
getrokken uit een oud handschrift en uit verschillende doopregisters en oude
papieren dezer Pastory: 31 -36: Ophelderingen omtrent de vorige lijst.
Aanwezig: Archief O.L. V.-kerk. Kampen.
Pastoor Doorenweerd schrijft de overledenen in van 4 oktober 1808 tot en met 17
juli 1832.
Aanwezig: Archief O.L.V.-kerk, Kampen.
12 ontbreekt in Dienders overzicht
13. Doopboek pastoorskerk, blz. 113.
Pastoor Doorenweerd schrijft de dopelingen in van 5 april 1808 tot en met 3
maart 1812, en de huwelijken van 3 april 1808-30 november 1811. Aanwezig:
Gemeente Archief Kampen. Doorenweerd moest dit boek, tegen zijn zin, in 1812 op
het stadhuis brengen.
14. Doop, huwelijk en rouw pastoorskerk.
Zeer door elkaar gebruikt, erg onoverzichtelijk.
Pastoor Doorenweerd schrijft de dopelingen in van 5 april 1808 tot en met 17
juli 1832: huwelijken van 20 april 1808 tot en met 15 december 1814; de
overledenen van 1810 tot november 1825.
Aanwezig: Gemeente Archief Kampen (Bruikleen O.L.V.-kerk, 1926).
15. Bernard Overberg, Handboek voor den Christelijken Catholijken godsdienst om
zichzelven en anderen te onderwijzen.
Uit het Hoogduitsch vertaald door B. Doorenweerd. Gedrukt bij J.W. Robijns,
Deventer, 2 delen, 1809.
Aanwezig: Theologische Faculteit Tilburg: Katholieke Universiteit Nijmegen:
Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht, Collectie Thomaasse; Het
Catharijne-convent, Utrecht. Bron: Correspondentie met de 2e druk: 1829-1832.
J.W. Robijns, Deventer.
Aanwezig: Theologische Faculteit Tilburg; Bibliotheek der Rijksuniversiteit,
Collectie Thomaasse. Bron: Correspondentie met de -
16. B. Doorenweerd, Dagboek mijner verhandelingen te Kampen. (Handschrift)
dl. I: 1809-1815, 772 blz., inhoud 23 blz.
dl. II: 1816-1818, 476 blz., inhoud 7 blz.
dl. III: 1821, 19 blz., inhoud l blz.
1825-1832, 576 blz., inhoud 16 blz.
Deze boeken bevatten gegevens op velerlei gebied: teruggave kerk en restauratie,
eigendom toren, eigendom graven, de huiskerken, de verhouding tot de pater,
brieven door en aan Doorenweerd geschreven, reizen, en vele, vele andere
voorvallen uit het leven van Doorenweerd.
Aanwezig: Archief O.L.V.-kerk, Kampen. (In fotocopy aanwezig in het Gemeente
Archief Kampen).
17. B. Doorenweerd, Verbaal van het verhandelde bij de Heeren Gecommitteerden
tot de vertimmering der Onze lieve vrouwen of Buitenkerk te Kampen 1809. De
eerste 11 bladzijden zijn in een mooi en duidelijk schrift, vanaf blz. 12 in het
meer bekende, ietwat slordige schrift van Doorenweerd. Het bevat de verslagen
van de Commissievergaderingen als een lang verhaal, met in de marge datum en
jaar. 1809-1817. Later gebruikt als Notulenboek Kerkbestuur 1820-1839. Aanwezig:
Archief O.L.V.-kerk, Kampen.
18. Bernard Overberg, Over de mode, eene zamenspraak tusschen eene Made-moiselle
in eene kostschool en eenige kostjuffers. Vertaald door B. Doorenweerd. Gedrukt
bij J.W. Robijns, Deventer, 1810. Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal
Handboekje, blz. 642.
19. H.G. Eskes, Philaagje en Melaantje, een zeer nuttig volksboekje. Samenspraak
tussen een pastoorsmeid en een boerin over allerlei volksmeningen. Vertaald door
B. Doorenweerd. Uitgegeven in 1811. Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal
Handboekje, blz. 569.
20. B. Doorenweerd, De Plegtige bezitneming der beide herstelde kerken, aan de
allerzaligste Moedermaagd Maria toegewijd, de eene te Zwolle en de andere te
Kampen, vereeuwigd in twee leerredenen (1810). Uitgegeven door J.W. Robijns,
Deventer, 1812, 46 blz. Gedrukt bij J.Ph. de Lange.
Aanwezig: Rijksarchief prov. Utrecht, in de Bibliotheek van het v.m. seminarie
Rijsenburg. Bron: Correspondentie met het -
21. B. Overberg, H.G. Eskes, Huiszegen of gebeden welke gezamenderhand kunnen
gebeden worden. Vertaald door B. Doorenweerd. Gedrukt bij J.W. Robijns,
Deventer, 1812.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal Handboekje blz. 580.
22. H.G. Eskes, Hulp in den nood, dat is Gebeden, Betrachtingen en Manieren van
Misse te Hooren. Vertaald door B. Doorenweerd.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Ned. Biogr. W., dl. III, kolom 294.
23. B. Overberg, Onderwijs en vermaning eens zielszorgers aan zijne gemeente
(over het gemengde huwelijk). Vertaald door B. Doorenweerd.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Ned. Biogr. W., dl. III, kolom 294.
24. H.G. Eskes, Het godvruchtige kind, dat is, godvruchtige gebeden, ten dienste
der Catholijke Jeugd naar de begrippen en vatbaarheid der kinderen ingerigt.
Vertaald door B. Doorenweerd.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal Handboekje, blz. 643.
25. B. Doorenweerd, Leerrede: De belofte van Jezus Christus aan Zijne Kerk,
verheerlijkt in de wederkomst van Paus Pius VII te Rome. B. Doorenweerd. Gedrukt
bij J.W. Robijns, Deventer, 1814, 38 pag. Aanwezig: Theologische Faculteit
Tilburg; Koninklijke Bibliotheek; Rijksuniversiteit Utrecht (opgave Koninklijke
Bibliotheek). Bron: Correspondent met de -
26. B. Doorenweerd, Extract uit het verhandelde bij de kerkelijke commissie der
Buitenkerk te Kampen (Over de twisten onder de zangers van het koor der grote
kerk, samengesteld uit de koren der beide huiskerken.) Handschrift, Maandag 24
Jan. 1814, 2 bladz. Aanwezig: Archief O.L. V.-kerk, Kampen, Ordner V let F.
27. B. Doorenweerd, Nauwkeurig verhaal der vervoering van Paus Pius VII op last
van Buonaparte ens., met korte levensschets van Z. Heiligheid. Uit het Frans
vertaald, 1814. Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal Handboekje, blz. 645.
28. B. Overberg, Verkorte catechismus der christelijke catholijke leere ... Uit
het Hoogduits vertaald door B. Doorenweerd.
(Misschien de door Doorenweerd genoemde "Middel Catechismus" uit 1815, (Past
Handb. blz. 639). Aanwezig: Rijksmuseum het Catharijneconvent, Utrecht Bron:
Correspondentie met het -
29. B. Doorenweerd, Bespiegelingen op het lijden van Onze Heer Jezus Christus,
voorgedragen te Kampen door Bartholomeus Doorenweerd R.P. (Handschrift) dl. II,
1815-1823, Bespiegeling 57-108, 1090 blz. Aanwezig: Bibliotheek der
Rijksuniversiteit Utrecht, Collectie Thomaasse. Bron: Correspondentie met de -
B. Doorenweerd, Bespiegelingen op het lijden van Onze Heer Jezus Christus door
Bartholomeus Doorenweerd, pastoor te Kampen. (Handschrift) dl. III, 1823.
Aanwezig: Rijksarchief in de provincie Utrecht, Bibliotheek van het v.m.
Seminarie Rijsenburg. Bron: Correspondentie met het -
30. Arnoud Waeijer, Kerkelijke Geschiedenis van Salland na de Nederlandsche
Beroerten.
Afschrift hiervan gemaakt door B. Doorenweerd, 1813-1816 'Naar de Siegenbeeksche
spelling beschaafd, met aantekeningen opgehelderd en vervolgd.' Aanwezig:
Onbekend.
Bron: Bijdragen Bisdom Haarlem, dl. 7, blz. 330-331. Het aartspriesterschap van
Zwolle naar de beroerten der Nederlanden, verhandeling over de herleving van het
katholicisme in Salland door Arnoldus Waeijer, aartspriester aldaar. Met
aantekeningen en vervolg door B. Doorenweerd, pastoor te Kampen, afschrift, ca.
1815, l deel.
Verkort afschrift, met aantekeningen over de rooms-katholieken in Zwolle in de
periode 1300-1865, l deel.
Aanwezig: Rijksarchief in de provincie Utrecht, Bibliotheek van het v.m.
Seminarie Rijsenburg. Bron: Correspondentie met het -
31 A.E. Jais, Leer- en Gebedenboekje voorkinderen, hetwelk ook voor volwassenen
dienen kan, met zes plaatjes versierd, gesneden door de gebroeders Van Beek.
Vertaald door B. Doorenweerd, 1815. Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal
Handboekje, blz. 645.
32 a. A.E. Jais, Echt bericht wegens de zeldzame verschijnselen, welke plaats
hebben bij mejuffrouw Anna Catharina Emmerich, koorzuster van het vernietigde
klooster der Augustinessen te Dalmen. Vertaald door B. Doorenweerd, 1815.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Ned. Biogr. Woordenb. dl. III, kolom 294.
b. Eenzijdige Rechter (door B. Doorenweerd, maar hij zet er zijn naam niet in),
het beleefde 2 drukken. Gedrukt bij De Vries en Compag., Zwolle, februari 1816.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Dagboek Doorenweerd, dl. II, blz. 29.
c. B. Doorenweerd, Weerlegging van de beschimpingen, uitgebraakt over het 'Echt
Bericht'. Gedrukt bij De Vries en Compag., Zwolle, maart 1817.
Aanwezig: Onbekend. Bron: Pastoraal Handboekje, blz. 711.
33 B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen, een leesboek voor de jeugd. Gedrukt bij
Gebroeders Thompson, Rotterdam, 1819. Met platen.
Aanwezig: Katholieke Hogeschool Tilburg; Gemeentelijke Universiteit Amsterdam.
Bron: Correspondentie met de -
34 B. Doorenweerd, Verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament, voor de jeugd.
Gedrukt te Sittard, 1819. Aanwezig: Onbekend. Bron: Ned. Biogr. Woordenb., dl.
III, kolom 294.
35 Bijbelsche verhalen, een Leesboek voor de Nederlandsche Jeugd door B. Doorenweerd.
Roomsen-Priester te Kampen. Met platen door A. & P. v.d. Beek Jr. Gedrukt te
Amsterdam bij A. Schievenbus, 1819. Aanwezig: Verzameling Mr. C.F. van Veen,
Warder. Bron: C.W.W. Monnich,Michel van der Plas, Het Woord in beeld, blz. 132.
36 B.Doorenweerd, Verhalen uit het Nieuwe Testament. Een leesboek voor de
Nederlandsche jeugd. Gedrukt bij J.J. Titeux, Maeseyck, 1820.
Aanwezig: Theologische Faculteit Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
37 B. Doorenweerd, Verhalen uit het Oude Testament. Een leesboek voor de
Nederlandsche jeugd. Gedrukt bij J.J. Titeux, Maeseyck, 1820. Aanwezig:
Theologische Faculteit Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
38. B. Doorenweerd, Verhalen uit het Oude Testament. Een leesboek voor de
Nederlandsche jeugd. Gedrukt bij Thompson, 1821, 2e druk, 110 blz.
Aanwezig: Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht, Collectie Thomaasse.
Bron: Correspondentie met de -
39. Doopboek 1824-1845, huwelijken 1824-1831. Handschrift Doorenweerd: Register
Baptizatorum ŕ Pastoribus Seacularibus in Civitate Campensi ad Yssalam ŕ
Pentaconste anni 1824. Ingeschreven van 3 juni 1824 tot en met 23 juli 1832.
Register Matrimonio junctorum Coram Pastoribus Saecularibus Campis ad Yssalam
1824.
Ingeschreven van 22 augustus 1824 tot en met 17 juni 1831. Aanwezig: Archief
O.L.V.-kerk, Kampen.
40. Verhalen uit het Nieuwe Testament. Een leesboek voor de Nederlandsche jeugd,
door Bartholomeus Doorenweerd R. K. priester en pastoor te Kampen. Gedrukt bij
Gebroeders Thompson, Rotterdam, 1826, 3e druk. 166 blz. Aanwezig: Verzameling
H.C. Diender, Kampen.
41. B. Doorenweerd, Verhalen uit het Nieuwe Testament. Een leesboek voor de
Catholijke jeugd. Gedrukt bij J.J. Titeux, Measeyck, 1832, 160 blz.
Aanwezig: Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht, Collectie Thomaasse.
Bron: Correspondentie met de -
42. Korte Kerkredenen, naar aanleiding van Overberg's Handboek van de R.C.
Godsdienstleer, om zichzelven en anderen te onderwijzen, nagelaten door
Bartholomeus Doorenweerd, R.C. pastoor te Kampen, Kerkelijk Goedgekeurd. Gedrukt
bij J.J. Arkesteijn, 's-Hertogenbosch, 1833-1835, 3 delen, met portret van
Doorenweerd. Uitgegeven door F.J. Hoppenbouwers.
Aanwezig: Katholieke Universiteit Nijmegen; Vrije Universiteit Amsterdam;
Theologische Faculteit Tilburg; Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht,
Collectie Thomaasse.
Bron: Correspondentie met de -
43. B. Doorenweerd, Verhalen uit het Oude Testament. Een leesboek voor de
Catholijke Jeugd.
Idem, Verhalen uit het Nieuwe Testament. Een leesboek voor de Catholijke Jeugd.
Gedrukt bij Alberts, Sittard, 1838, VII, 115 en IV, 150 pag.
Aanwezig: Stadsbibliotheek Maastricht. Bron: Correspondentie Koninklijke
Bibliotheek.
44. B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen uit het Nieuwe Testament Een leesboek.
7e verbeterde druk. Gedrukt bij M.C. Mulders, Rotterdam, 1843, VI, 159 pag.
Aanwezig: Theologische Faculteit Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
45. B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen uit het Oude Testament Een leesboek voor
de Nederlandsche jeugd. 9e verb. druk. Gedrukt bij M.C. Mulders, Rotterdam,
1846.
Aanwezig: Koninklijke Bibliotheek; Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Bron:
Correspondentie Koninklijke Bibliotheek.
46 B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen uit het Nieuwe Testament. 7e druk.
Gedrukt bij Erven Mulders, Rotterdam, 1847.
Aanwezig: Katholieke Hogeschool Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
47 B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen uit het Oude Testament Gedrukt bij Erven
Mulders, Rotterdam, 1848, 9e druk.
Aanwezig: Katholieke Hogeschool Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
48.B. Doorenweerd, Bijbelsche verhalen uit het Nieuwe Testament. Een leesboek
voor de Nederlandsche jeugd. Gedrukt bij Erven Mulders, Rotterdam, 1854, 9e
verb. druk.
Aanwezig: Katholieke Universiteit Nijmegen; Bibliotheek der Rijksuniversiteit
Utrecht, Collectie Thomaasse.
Bron: Correspondentie met de
Tijdschriften
Daar er van de artikelen die Doorenweerd in de diverse tijdschriften schreef
geen index aanwezig is (ook niet bij de instellingen waar deze tijdschriften nog
aanwezig zijn) en het onmogelijk was om in het kader van dit artikel een
uitgebreidere literatuur op te nemen, is volstaan met opname van de titel van
het tijdschrift waarvan Doorenweerd medewerker was.
49. Kerkelijke Bibliotheek voor Roomsen Catholijken in Nederland. Aanwezig:
Onbekend. Bron: Ned. Biogr. Woordenboek.
50. Minerva, Letterkundig tijdschrift voor Godsdienst, Wetenschappen en Kunsten.
Aanwezig: Koninklijke Bibliotheek; Theologische Faculteit Tilburg. Bron:
Correspondentie met de -
51. De Katholiek. Aanwezig: Koninklijke Bibliotheek; Theologische Faculteit
Tilburg. Bron: Correspondentie met de -
52. Christelijke Mentor. Aanwezig: Koninklijke Bibliotheek; Theologische
Faculteit Tilburg. Bron: Correspondentie met de
NOTEN
1. Gemeente Archief Zwolle (hierna GAZ), Ondertrouwboek no. 733, blz. 107.
2. GAZ, Doopboek Spiegelsteegkerk.
3. GAZ, Begraafboek RBSO no. 744, blz. 571.
4. GAZ, Transportregister, blz. 422, 424.
5. GAZ, Transportregister, blz. 115.
6. Archief O.L.V.-kerk Kampen, Dagboek Doorenweerd (hierna AOK DD), dl. I, blz.
280-281.
7. GAZ, Trouwboek RBSO no. 770, blz. 116.
8. Archief O.L.V.-kerk Kampen (hierna AOK), Zerkenboek blz. 50.
9. AOK, Huwelijken 1812-1849.
10. AOK, DD, dl. I, blz. 399.
11. AOK, Pastoorskerk, Grootboek, blz. 200.
12. GAZ, Achternamen 1700-1799.
13 AOK, DD, dl. III, blz. 532-533.
14 AOK, Register Memoriale, Caput III, blz. 8-9. "Primus perpetuus" is "door
lopend eerste", misschiend bedoeld "de beste van de klas" en/of "klasse
vertegenwoordiger".
15 AOK, DD, dl. III, blz. 552-553.
16 AOK, Pastoorskerk, Grootboek, blz. 35-36.
17 GAZ, Res. Schepenen en Raden, blz. 347
18 . GAZ, Res. Schepenen en Raden, blz. 361.
19 Gedenkboekje St. Michaëlsparochie 1641-1941, blz. 42.
20 AOK, Pastoorskerk, Grootboek blz. 36.
21 L. J. van der Heijden: "Uit het Katholieke verleden van Schokland", in
Archief voorde Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, dl. 65, blz.
1-47, blz. 31.
22 Pastoraal Handboekje, blz. 76.
23 idem, blz. 313.
24 idem, blz. 316.
25 idem, blz. 167.
26 idem, blz. 234.
27 Zie voor deze periode: (Pastoor) M.J.G. Gasman, "Schokland 1796-1808", in
Kamper Almanak 1956-1957, blz. 205-218 en Dr. J.H.A. Ringeling, "Het
aandeel van de familie Van Kleef in de geneeskundige zorg op Schokland
(1800-1832)" in Kamper Almanak 1962-1963, blz. 199-232. Het in noot 21/22
genoemde artikel van de hand van pastoor M.J.G. Gasman was voor mij
onvindbaar.
28 Pastoraal Handboekje, blz. 415/417.
29 idem, blz. 468.
30 idem, blz. 476.
31 idem, blz. 481.
32 Bidprentje pastoor De Wit, verz. H.C. Diender.
33 Zie hiervoor: Mr. Ennema, "Het schuilkerkje aan den Rhijnvischgang
1682-1857", in Kamper Almanak 1941-1942, blz. 180-210. Het gebouw zal in verband
met de uitbreiding van het verpleeghuis Myosotis binnen afzienbare tijd worden
gesloopt.
34 B.P. Velthuysen, "De invoering der Hervorming en de wederopleving van het
Katholicisme te Kampen", in Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom
Utrecht, dl. 25, blz. 344-423.
35 Pastoraal Handboekje, blz. 482.
36 idem, blz. 489 en 491.
37 AOK, DD, dl. I, blz. 10/11.
38 Dr. C.N. Fehrmann, Katholiek Kampen binnen en buiten de O.L.V.- of Buitenkerk
hfd. VII en VIII.
39 AOK, DD, dl. I, blz. 101.
40 AOK, Register Memoriale, Caput III, blz. 8/9 (onbekende hand).
41 Pastoor M.J.G. Gasman, "Zorg en strijd om de Buitentoren", in Kamper Almanak
1950-1951, blz. 133-144 en van dezelfde schrijver: "Strijd over graven
en zerken in de Buitenkerk, 1809-1810", in K.A. 1956-1957, blz. 177-183 .
42 AOK, DD, dl. I, blz. 355/357.
43 Communieprent en Formulier van Engelina Bertha Heijmeijer, 16 mei 1819, verz.
H.C. Diender.
44 AOK, DD, dl. III, blz. 42/43.
45 AOK, DD, dl. I, biz. 218-230.
46. AOK, DD, dl. II, blz. 39.
47. AOK, DD, dl. III, blz. 77-78.
48. AOK, Ordner 13, nr. 54: Uittreksel uit het codicil van den weleerwaarden
Heer Bartholomeus Doorenweerd, voormaals Pastoor te Kampen, aldaar overleden op
25 July l832.
49. Archief O.L.V.- of Buitenkerk.
50. AOK, Pastoorskerk, Grootboek, blz. 50.
51. AOK, Pastoorskerk, Groothoek, blz. 111.
52. AOK, DD, dl. III, blz. 11.
53. AOK, DD, dl. II, blz. 367.
54. AOK, DD, dl. II, blz. 449.
55. AOK, DD, dl. III, blz. 17.
56. AOK, DD, dl. III, blz. 239.
57. AOK, DD, dl. III, blz. 239.
58. AOK, DD, dl. II, blz. 354.
59. AOK, DD, dl. III, blz. 4.
60. Bidprentje Doorenweerd/Coridon (copy).
61. Broederschap Onzer Lieve Vrouwe van Bijstand te Kampen den 8 September 1830.
Behoort aan Den Eerw. Heer J. Coridon, R.C.P., kapelaan te Kampen. (In leer
gebonden met goud opdruk; tekst en muzieknoten handschrift, 35 versjes). In 't
Broederschap van O.L.V. van Bijstand zijn als leden opgenomen door J. Coridon
R.C.P. en Kapl. te Kampen. Opgericht 2 nov. 1828, bijgehouden tot 17 mei 1832.
62. AOK, Register Memoriale, Caput III, blz. 8-9 (onb.hand).
63. Zie noot 48.
64. R. K. Pastorie Kampen.
65. Mededeling van het Cent. Bureau Genealogie, Den Haag.
66. AOK, Register Memoriale, Caput III, blz. 9 (onbekende hand).
67. Zie noot 34.
68. AOK, Ordner XVI, letter T.
69. Zie noot 21.
OEFENING DER GODDELIJKE DEUGDEN .
GELOOF.
Mijn Heer en mijn God, ik geloof vastelijk alles wat Gij veropenbaard hebt, en
door de Roomsch-Catholijke Kerk ons voorstelt om te gelooven, voornamelijk dat
....
Hier neemt en overweegt men in stilte met eenig verwijl die Waarheid, over welke
men in 't bijzonder eenen Act des Geloofs wil verwekken; b. v. dat Gij een in
wezen en drievuldig in Personen. zijt, wijl er geschreven staat: Drie zijn er
die Getuigenis geven in den Hemel, de Vader, het Woord en de H. Geest; en deze
drie zijn een of eenige andere geopenbaarde Waarheid die op onze omstandigheden
in dat oogenblik past.
Dit en al het overige, wat Gij veropenbaard hebt, en de Roomsch-Catholijke Kerk
ons voorstelt om te gelooven, geloof ik, om dat Gij, mijn God! het gezegd hebt
die noch liegen noch dwalen kunt.
Vermeerder dit Geloof, in en voor het welk ik leven en derven wil.
Aankondiging van de veiling van de boeken van pastoor Doorenweerd (Cent.
Bureau voor Genealogie).
(3406) De Boekhandelaar J. W. TEN HAGEN, in s Gravenhage zal, op MAANDAG den 21sten OCTOBER en volgende dagen, Verkoopen: Eene.fraaije Verzameling van BOEKEN , in onderscheidene Talen en Wetenschappen , bijzonder Godgeleerdheid hetreffende; meerendeels nagelaten door den Wel-Eerwaardigen Heer H. DOOREN-WEERD , in leven R. K. Priester en Pastoor te Kampen. De Catalogus, welke ter perse is, zal zoo spoedig mogelijk verzonden worden. 1833