De geuzen en de Schokker kerkklok uit Lambertschaag

Het plaatsje Lambertschaag ligt in de kop van Noord-Holland op enkele kilometers afstand van Medemblik. Haar naam dankt zij aan de in de zevende eeuw levende Lambertus, kerkpatroon van het naburige Abbekerk. Het woord koog of kaag (buitendijks land) is later, onder invloed van de voorafgaande s, opgevat als schaag. Voor de aanleg van de Wieringermeerpolder grensde het aan de Zuiderzee. Het dorp maakte enige jaren deel uit van de gemeente Noorder-Koggenland en fuseerde in 2007 met Medemblik.

Tijdens een fietstocht ontdekten we in Lambertschaag het Groene Kerkje. Aan een der muren hing een vrij groot informatiebord, waarop we - met verbazing - lazen dat er in 1588 een torenuurwerk uit Vollenhove was geplaatst en - nog verrassender - dat er een kerkklok uit 1495 hing, afkomstig van Schokland. Het kerkje was gesloten en navraag ter plaatse was niet mogelijk. Thuis gekomen begon een zoektocht naar het hoe en wat van die oude klok.

De Schokker kerkklok

Over de kerkklok was in het verenigingsorgaan van de Schokkervereniging, Het Schokker Erf,  in september 2008 al iets gepubliceerd. Bruno Klappe, de redacteur van het verenigingsorgaan, had van de Kampenaar Jan Visser belangrijke gegevens ontvangen. Deze had in Lambertschaag gewoond en kon op grond van eigen waarnemingen het volgende vertellen: "Als kind woonde ik in Lambertschaag, een klein dorp in Noord Holland. Menigmaal beklom ik de dorpstoren om vanaf de trans uit te kijken over de omliggende weilanden en de strakke percelen land van de Wieringermeer die net over de Westfriese dijk te zien waren. Op weg naar boven kwam je langs het indrukwekkende uurwerk dat nog dateerde uit de Middeleeuwen. Elke dag wond de koster het uurwerk op. Twee grote keien naderden na 24 uur de begane grond en om het slagwerk en de wijzerplaten in beweging te houden moesten beide keien iedere dag naar boven worden getakeld. Hoger in de toren hing daar de grote klok.  De inscripties waren uitgevoerd in gotische letters en de tekst was in het Latijn geschreven: Ihesus maria iohannes gerhardus de wou me fecit anno domini m cccc xcv ".

Het is dus een in 1495 gegoten luidklok van Geert van Wou, gewijd aan Jezus, Maria en Johannes. De klok heeft een diameter van 107 cm, de slagtoon is F1 en het gewicht 741 kilo. De naam van Van Wou maakt de klok extra interessant, omdat deze Kamper klokkengieter tot ver buiten de grenzen vermaard was. In de directe omgeving van de Noordoostpolder hangt een tweetal van zijn klokken in de Kamper Boventoren: de Sint Maarten en de Petrus en Paulus, in 1482 gegoten. In dezelfde kerk is in 1909 een door P. J. H. Cuypers ontworpen bronzen gedenkplaat aangebracht met in fraaie gotische letters: ‘Geert van Wou, wereldberoemd klokgieter, bekend als Gerardus de Wou de Campsi, werd 23 December MDXXVII hier begraven’. Ook in Onze Lieve Vrouwekerk in Zwolle hangt een van zijn klokken, maar de beroemdste goteling bevindt zich in de Dom van Erfurt. Deze klok -de Maria Gloriosa -heeft een diameter van 2.58 meter en weegt bijna 11.400 kilogram. Het geluid draagt wel 30 kilometer ver. De Gloriosa wordt wel ‘die schönste Glocke des Abendlandes’ genoemd. In de dissertatie van C. N. Fehrmann over de Kamper klokkengieters wordt de klok van Lambertschaag niet genoemd . Dat zegt niet alles, want de Schokker klok behoort, gezien de afmetingen en het gewicht, niet tot een van zijn belangrijkste scheppingen.

Visser deed nog een belangrijke mededeling. Hij was in een der historische beschrijvingen van Noord-Holland een opmerking tegen gekomen van een zekere Dirk Burger van Schoorl, schrijver van De Cronijk van Medemblik: ‘In het jaar 1581, op den 20e July, is die van Ens en Emmeloord quytantie aan burgemeesteren gepasseert over het afhalen en ontvoeren van haar clock, die tot Lammerschaeg is gebracht, van dezelve voldaan wesen’. Naar aanleiding van deze kwitantie vermoedt Visser dat de rijke koopmansstad Medemblik de klok als tweedehandsje heeft aangekocht voor Lambertschaag dat niet zelf de middelen had om zo’n klok te kopen. Vissers vermoeden roept echter tal van vragen op. Zo is het op zijn minst merkwaardig dat er in dezelfde periode een Schokker klok en een Vollenhover uurwerk naar de kop van Noord-Holland is gegaan. Je vraagt je af wat de reden van een kerkbestuur geweest kan zijn om zo’n kerkklok te verkopen en dan ook nog naar de andere zijde van de Zuiderzee. Een kerkklok was niet zomaar een voorwerp om te verhandelen vanwege de onmisbaarheid bij gebeurtenissen als huwelijken, feesten, heiligendagen, begrafenissen etc. Zo’n klok werd plechtig ingewijd door een priester. Vaak werd in de rand van de klok de naam van een heilige opgenomen die de gemeente diende te behoeden voor onheil. Iedere gemeente van enige omvang wilde graag een luidklok bezitten. Zo’n voorwerp verkoop je niet zomaar. Bruno Klappe maakt in zijn artikel wel melding van de plundertochten der watergeuzen, maar veronderstelt niet dat er een direct verband is met de oude kerkklok van Lambertschaag. Ik heb de neiging om de geuzen wel in het verhaal te betrekken!

De watergeuzen

Het zou me niet verbazen als de watergeuzen postuum de ‘eer’ verdienen voor het transport van de klok van Emmeloord (en het uurwerk van Vollenhove) naar de kop van Noord-Holland. Het vervoeren van dergelijke spullen past precies in het plaatje dat van de watergeuzen bekend is. Na de inname van Den Briel (1572) verplaatsten de geuzen de strijd in de Tachtigjarige oorlog naar de Zuiderzee. Ze hadden van Willem van Oranje kaperbrieven ontvangen, waarin ze gemachtigd werden de vijand - ieder die aan de zijde van Spanje stond - te bestrijden. In die commissiebrieven stond dat ze een deel van de buit dienden af te dragen. Ze genoten echter ook enige bescherming. Als ze gevangen genomen werden zouden ze -hopelijk -niet behandeld worden als piraten. Die geuzen beheersten na de slag bij Hoorn de Zuiderzee (1573), de achilleshiel van de vijand. De kop van Noord-Holland - Enkhuizen, Hoorn en Medemblik - was vast in handen van de Oranjepartij en de geuzen opereerden vanuit deze plaatsen. In die plaatsen kochten ze wapens en mondvoorraad in en werden de buitgemaakte goederen verkocht. De machtige koopstad Amsterdam kon door middel van een blokkade tot overgave worden gedwongen (1578).

Hun tochten strekten zich ook uit tot Schokland en de kust van Overijssel. Vaak was er slechts sprake van een snelle raid. In de tweede helft van 1572 probeerden ze de kustweg van Overijssel naar Friesland in handen te krijgen en vooral Vollenhove kreeg het zwaar te verduren. De geuzen namen de priester en de kerkschatten mee. De priester werd ter hoogte van Marken overboord gezet en de kerkschatten -voor een deel -naar de prins van Oranje gezonden. Het uurwerk uit een der Vollenhover kerken is waarschijnlijk tijdens een van deze tochten meegenomen. In 1581 lukte het Diederik Sonoy, de legeraanvoerder van de prins van Oranje, Vollenhove blijvend te veroveren. Sonoy was berucht door zijn schrikbewind jegens al wat katholiek was. Het is waarschijnlijk een der redenen geweest waarom de meerderheid van het stadsbestuur voor een overgang naar de Reformatie koos.

De klok van Wou

Maar nu over de klok van Geert van Wou. In de reeds eerder genoemde kwitantie van de burgemeesters van Medemblik wordt zowel Ens als Emmeloord genoemd. Het is het meest waarschijnlijk dat de klok afkomstig is uit de kerk van Emmeloord. Dit vissersdorp was een katholiek bolwerk gebleven. Op Ens was al de neiging tot het kiezen voor Oranje. Voor de geroofde spullen was een goede afzetmarkt. In de reeds eerder genoemde steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik werden lucratieve zaken gedaan. Dat werd niet als een clandestien handeltje ervaren: het was oorlogstijd en de vijand moest verslagen worden. Zeer geliefd was het klokkenbrons. Daarvan kon nieuw geschut gegoten worden. Waarschijnlijk is de klok van Geert van Wou de dans ontsprongen doordat het gemeentebestuur van Medemblik op zoek was naar een klok voor Lambertschaag.

Toen de prinsgezinden zowel de west –als de oostkant van de Zuiderzee in handen kregen en een meer stabiele situatie was ontstaan zijn de Emmeloorders op zoek gegaan naar hun kerkklok. Ze wisten dat de klok westwaarts was afgevoerd. Het was een richting die hen niet onbekend was: voor de verkoop van hun vis bezochten ze regelmatig de markten van Enkhuizen en omgeving. Ze kwamen erachter - na kort of lang zoeken - dat de klok reeds in de toren van Lambertschaag hing en dat de burgemeesters van Medemblik weigerden om de klok uit de toren te halen. Wel meenden zij dat de Emmeloorders enig recht van spreken hadden. De tekst van de kwitantie wijst in die richting. De vroede vaderen kwamen met een tegemoetkoming over de brug.

De bovengenoemde reconstructie van het gebeuren kon jammer genoeg niet met gegevens uit archieven gestaafd worden. De oude Schokker klok heeft eeuwenlang in de toren van het Groene Kerkje geluid. Pas de Tweede Wereldoorlog bracht narigheid. De Duitsers vorderden in Nederland kerkklokken, ook de klok van Lambertschaag. Ook toen was het omsmelten van klokkenbrons een geëigend middel om nieuwe kanonnen te gieten. In1943 werd de klok van Lambertschaag uit de toren getakeld en per schip afgevoerd. Het schip werd echter getorpedeerd en pas na de oorlog gelicht. Zo kon de klok van Geert van Wou voor de tweede keer in het Groene Kerkje van Lambertschaag worden opgehangen. Het kerkje was tot 1968 als Nederlands Hervormde kerk in gebruik. Na een jarenlange leegstand ontfermde de ‘Stichting Het Groene Kerkje’ zich over het in verval geraakte gebouw. Het werd gerestaureerd en sindsdien gebruikt voor koffieconcerten, exposities, schrijversbijeenkomsten en allerlei vergaderingen.

Aaldert Pol

Met dank aan Frans Groen van de Stichting Het Groene Kerkje en Klaas Lageveen van de Stichting Historisch Abbekerk. Zij gaven inlichtingen, waaronder illustraties van kerk en uurwerk. Wie wat meer van de omgeving van Lambertschaag/Abbekerk wil weten kan de diaserie van de Stichting Historisch Abbekerk, gemaakt door Jan Waterdrinker, via internet bekijken. Het is een gebied met een rijk historisch verleden waar nog veel stolpboerderijen en prachtige landhuizen staan. Bijzonder is ook dat het Sint-Odulfusklooster van Staveren in de omgeving van Medemblik tal van bezittingen heeft gehad. Zo is er in meerdere opzichten sprake van een gemeenschappelijk verleden. Het klooster had in de Middeleeuwen in de regio van de latere Noordoostpolder tal van bezittingen: Emelwerth, Marcnesse, Ruthne, Kunre, Osterse en Urk. De afstand Staveren - Medemblik was in die tijd iets gemakkelijker te overbruggen. Het door de Friezen genoemde grote meer, het ‘Almere’, was nog niet de gevaarlijke binnenzee die bekend werd als de Zuiderzee.

Bron: De Vriendenkring,Cultuurhistorisch tijdschrift voor Flevoland, 50e jaargang, zomer 2010, pag.12 e.v.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl