Pieter J. R. Modderman, archeologisch pionier


6. Portret ModdermanPieter Jan Remees Modderman was een Nederlandse Prehistorisch archeoloog die vooral in de exploratie van oude neolithicum excelleerde. Hij deed als archeologisch pionier zijn eerste ervaringen op in de drooggevallen Noordoostpolder.
 
1. GeboorteaankondigingPieter Jan Remees werd geboren 10 maart 1919 in Tanah Radja, Sumatra als zoon van Carel Johannes Marinus Modderman <1>  en Albertje Wesseling, † 18 april 2005 in Arnhem). Tanah Radja lag bij Tandjong Baleh aan Sumatra’s westkust. Indonesië was in die tijd een Nederlandse kolonie. Pieter Jan Remees werd geboren in Indonesië, waar zijn grootvader Pieter Jan Ulyssus Modderman in 1887 heen was geemigreerd, op hetzelfde schip als Eugène  Dubois, de ontdekker van Homo erectus javensis.
Zijn ouders keerden al in zijn vroege jeugd terug naar Nederland.  Als Pieter bijna vijf jaar oud is verliest hij zijn vader. Deze neemt op 24-4-1924 een vlucht met de Fokker F.III H-NABS van Croydon via Calais naar Amsterdam. Aan boord 2 passagiers onder wie ir. Carel Johannes Marinus Modderman uit Amersfoort.  Deze ,,had zich voor vertrek uit Londen verzekerd voor £ 4.000. De koers van het Engelse Pond in die dagen lag rond de f 12,50. Die uitkering zal toen dus ongeveer f 50.000 geweest zijn. Dat is zo'n € 365.000 nu ... Hoewel het afsluiten van een levensverzekering door Modderman misschien een stimulans is voor complotdenkers, moet wel bedacht worden dat vliegen, zeker over zee, toen voor velen gelijk stond met waaghalzerij. Dus dat je je daarvoor (of tegen) verzekerde, dat was niet ongewoon.“ <2>
Pieter Jan Remees deed in 1937 eindexamen aan de Rijks HBS van Amersfoort. Daarna studeerde hij Sociale aardrijkskunde in Utrecht (doctoraal in 1942).
Pieters interesse in Zuidoost-Azië bleef zeer sterk en alleen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid van Indonesië verijdelde zijn plannen om te werken in dit deel van de wereld als archeoloog te gaan werken. Van medio 1941 tot eind 1945 werkte hij op archeologisch gebied als promotieonderzoek bij prof. dr. Albert Egges van Giffen in Groningen (promotie 9 november 1945). Met zijn onderzoek in de Noordoostpolder ( afbeelding Modderman bij een opgraving in 1943 bij de burcht van Kuinre) begint zijn bijdrage aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).<3>  Als assistent van Van Giffen – van oorsprong een bioloog -  stond hij aan de wieg van de scheepsarcheologie.
2. Vliegtuigb HNAB5In deze tijd ontwikkelde hij zijn eigen, vaak vernieuwende, benadering van archeologie, door –  overigens evenalss prof. dr. A.E. van Giffen (1884-1973) die door zijn vele werk in Drenthe bekend stond  als ‘t spittertien’ - veel aandacht te besteden aan systematische opgravingen,  landschapsvorming en –ontwikkeling en de integratie van geologische, bodemkundige en biologische kennis in het archeologisch onderzoek.

De huidige maritiem archeoloog prof. dr. André van Holk gaf in de media aan onder de indruk te zijn van Moddermans werk: 'Hij was zijn tijd ver vooruit en heeft het wrak [ van koggeachtig vaartuigje M107] tijdens de tweede wereld oorlog op een zeer systematische wijze opgegraven en gedocumenteerd.’ Het belangrijkste vervoermiddel voor de hem, zijn tekenaar en voorgraver was de fiets. ’Nadat hij het wrak had laten tekenen werd het verstevigd en naast de opgravingsput dieper in het grondwater geplaatst en weer toegedekt.’
In de zomer van 1944 deed Modderman een opgraving plaats op de Zuidpunt. Hij concentreerde zich op de bouwkundige geschiedenis van het kerkje. Hij uit felle kritiek op zijn voorgangers (antropoloog prof. De Froe e.a.) als hij zegt: "Het is jammer dat bij het onderzoek geen rekening werd gehouden met de meest elementaire begrippen van de opgravingstechniek. Het ware immers zeer eenvoudig geweest, dienaangaande een deskundige te raadplegen. Men had dit van een wetenschappelijk onderzoek toch stellig mogen verwachten." Doordat hij systematischer en grondiger onderzoek deed dan zijn voorgangers, kwam hij tot beter uitgewerkte en deels andere conclusies m.b.t. het bouwkundige deel van het onderzoek.

3. ModdermanOp 9 november 1945 verdedigde Pieter Modderman zijn proefschrift "Over de worden en de beteekenis van het Zuiderzeegebied" - zijn onderzoek in de N.O.polder -  ,,ter verkrijging van den graad van doctor in de letteren en wijsbegeerte aan de Rijks universiteit te Groningen” tegenover de historisch geïnteresseerde jurist en rector Mr. Dr. C.W. van der Pot. Er werden 300 exemplaren van gedrukt.<4>  In zijn voorwoord dankt hij de diensten der directies van de Zuiderzee en van Zuiderzeewerken voor de loyale medewerking en hij noemt ,,van de velen, door wie ik bij mijn werk in den N.O.polder ter zijde werd gestaan een enkele bij name, omdat om hen mijn herinnering aan dit werk gekristalliseerd zal worden. Daarbij denk ik aan U Harmsen, Zuur, Quispel, van Raadshoven en Jan Muller.“ Op de afdruk de inhoud van zijn proefschrift en een stukje uit een krantenartikel over zijn opgravingen. <5>
 
Na enkele maanden aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen gewerkt te hebben als volkenkundige, werd hij op 1 juni 1946 als archeoloog gedetacheerd bij de Stichting voor Bodemkartering onder directeur prof. Dr. C.H. Edelman te Wageningen. Het rivierengebied en Holoceen Nederland, waar de archeologie nog onontgonnen terrein was, kregen zijn aandacht. Zijn nauwgezette en volledig gedocumenteerde waarnemingen zijn een waardevolle basis voor onze kennis.
Sedert 1950 was hij belast met het onderzoek van prehistorische objecten voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort. Later zei hij eens: 'We dachten in die tijd (1948) dat we alles wel wisten, maar dat bleek al spoedig een misrekening'. In de pioniersjaren werkt de ROB intensief samen met de kort daarvoor opgerichte Stichting voor Bodemkartering. Stiboka directeur prof. C.H. Edelman staat een integrale benadering van de veldbodemkunde voor en neemt een archeoloog in dienst. In het kielzog van de bodemkarteringen voert P.J.R. Modderman in het rivierengebied en elders archeologisch onderzoek uit. Zijn vondsten helpen bodemlagen te dateren en gedetailleerde chronostratigrafieën op te stellen. Bodemkaarten uit die tijd vermelden ‘oude woongronden’ op plekken waar Modderman archeologische concentraties aantreft. Ook is Modderman in die jaren een van de pioniers van het archeologische fosfaatonderzoek, bedoeld om antropogene van natuurlijke bodemlagen te onderscheiden en de intensiteit van de prehistorische bemesting vast te stellen.
Hij keek over de grens en was er trots op dat hij de inzet van grote graafmachines en vlakdekkend veld-onderzoek in Nederland heeft geïntroduceerd. Hij schrok er niet van terug om de vrijwillige brandweer met ladderwagen aan te laten rukken om het vlak te fotograferen. Zo kon hij zijn waarnemingen controleerbaar vastleggen, zeker ook omdat hij andere ideeën over de sporen van de Bandkeramiek had dan wat hij voordien in publicaties gelezen had. Als je slecht in de spullen zit, zoals in de Noordoostpolder, dan moetje maar een list verzinnen om je waarnemingen zo goed mogelijk te documenteren. Zie je een middel dat handiger is: gebruik het dan ook!

4. 1945 WordingIn 1954 groef Modderman in Deventer op de Margijnenenk bewoningsresten op uit de vroege en middenbronstijd en de ijzertijd. Daarbij werden voor het eerst in Nederland grondsporen van huizen uit de bronstijd (2000-800 v. Chr.) ontdekt. Sindsdien zijn er in de gemeente op meer plaatsen restanten van bewoning uit de bronstijd gevonden, telkens op de wat hoger gelegen zandruggen, gebieden die in de middeleeuwen als enk (akker) werden gebruikt. <6>
In 1955 werd Modderman privaatdocent aan de R.U. te Utrecht in de Prehistorie van Nederland. Hij had en kreeg te maken met onderwerpen die hem als hoogleraar in Leiden zouden blijven bezighouden: de vestiging van de vroegste boeren in ons land (v.a. 5.300 v.Chr.) de overgang van een jagers- naar een boerenbestaan in het natte westen, en het onderzoek van grafheuvels (hij groef er in totaal 75 op), waaronder de heuvels van Zevenbergen.
Sinds 1961 werkte hij als conservator van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort en werd een docent geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1950 begon hij te werken met een multidisciplinair team, om te werken voor de grote opgraving gebieden voor de eerste keer met uiterste voorzichtigheid schop in zijn onderzoek in het veld en nam de eerste test opgravingen in Elsloo zijn grote archeologische Liefde: de vroege neolithische cultuur van de Bandkeramische cultuur. Hij deed opgravingen en zijn publicaties over de Bandkeramische nederzettingen in Sittard, Stein en afwikkeling en de begraafplaats van Elsloo zijn toonbeelden van Bandkeramisch onderzoek.
Van oktober 1961 tot april 1962 deed hij op uitnodiging van de Syrische regering prehistorisch onderzoek langs de Orontes.
Op 26 oktober 1962 werd hij geinaugureerd als buitengewoon hoogleraar in de Culturele prehistorie van West- en Middeneuropa aan de Universiteit van Leiden, waar hij decaan werd. Zijn inauguratierede had de titel ’Prehistorisch cultuurtransport’: De prehistorie was ,,een soort land- en volkenbeschrijving over vroeger tijden.“ Met behulp van „momentopnamen“, ,,waarbij we een aantal momentopnamen aaneen kunnen rijgen tot een wat schokkerige film.“ ,,De eerste te zijn die na zoveel eeuwen een bijl of een pot in de hand houdt, geeft de sensatie dat de tijd weg valt, dat de voorouder heel dichtbij is.“ Maar ,,de prehistorie zou geen wetenschap zijn als het alleen maar een wonderlijk en fascinerend vak ware. (...) Laat ons de prehistoricus in zijn werkzaamheden volgen om te zien wat hij met oudheidkundighe bodemvondsten doet.“ Daarbij ging hij in op het vraagstuk of aspekt ,,hoe een cultuur of een aantal cultuurelementen zich verspreidt“. Hij sloot zijn oratie af door zich tot de ,,dames en heren studenten“ te richten: ,,Het beoegenen van de prehistorie zou men tot op zekere hoogte kunnen vergelijken met de plaats die piano’s en vleugels in onze samenleving innemen. Het transport van deze instrumenten eist lichaamskracht, behendigheid en overleg, alle eigenschappen die U zeer te stade zullen komen, want zeker 75 % van mijn vak bestaat uit sjouwen. Eenm volgend ogenblik zult U echter de vleugel moeten stemmen. Dat zijn de werkzaamheden die een buitenstaander criant vervelend in de oren klinken. Maar U zult ook het klavier moeten weten te bespelen. Eerst naar composities van anderen. Doel is echter dat U zelf de stukken schrijft, die U als solist op het concertpodium aan het vakkundig publiek ten gehore zult brengen.“

5. 1942-07-09 - Dagblad van het Oosten Almelose CourantThijs Maarlevend: Het was kenmerkend dat professor Modderman zijn aankomende studenten consequent aansprak met ‘U’, hoe jong ze ook waren. Achter die vormelijkheid - ‘ik heb het verslag van Uw veldwerkervaring met veel plezier gelezen’ - ging een grote persoonlijke betrokkenheid schuil. Hij kon indringend corrigeren. Maar niet voor het front van de troep, maar op een persoonlijke manier: ,,zullen wij even een wandeling maken!?!”. Hij was absoluut compromisloos waar het ging om de controleerbaarheid van een primaire waarneming. Velddocumentatie moest nauwgezet en volledig zijn, eigenlijk moest alles nauwgezet en volledig zijn. Afmaken, daar gaat het om. Juist dan mag je spannende conclusies trekken, als al je aanwijzingen en overwegingen controleerbaar zijn! En hij benadrukte dat zij altijd de resultaten in hun eigen land moesten bezien in de Europese context. Zo breidde hij zijn onderzoek van de Bandkeramische nederzettingen van 1963 uit naar Zuid-Beieren, de opgravingen in Hienheim 1967-1974 evenals een korte opgravingscampagne in Meindling in 1977. Een gedetailleerde publicatie getuigt ervan. Het archeologisch onderzoek naar de lineaire bandkeramiek (LBK) in Nederland kent een lange geschiedenis. Vanaf 1925 waren amateur- en beroepsarcheologen bezig geweest onze kennis van die cultuur te vergroten door het verzamelen van oppervlaktevondsten en door kleinere en grotere opgravingen, in wisselwerking met buitenlands onderzoek. De Leidse Universiteit, en met name Modderman, heeft daarin sinds 1967 een internationaal toonaangevende rol gespeeld met grote opgravingen in de Limburgse regio te Elsloo, Geleen, Sittard en Stein.  
Noeste arbeid van Modderman dus, maar dat was zeker niet het enige. Thijs Maarleveld: Op de één of andere manier - afstandelijk, maar toch heel persoonlijk - stimuleerde hij zijn studenten om zich te ontwikkelen in datgene waar hun talent en belangstelling lag. Ook het “U” bleek gaandeweg te slijten als hij jouw aspiraties spiegelde aan hetgeen hij zelf op jouw leeftijd aan toekomstbeeld had. Dan vertelde hij met een heel eigen mengeling van distantie, betrokkenheid en enthousiasme over Indië, waar hij zo graag naar terug had gewild om er onderzoek te doen, of over de Noordoostpolder waar hij in de oorlogsjaren onder desolate omstandigheden prachtig (en gede-gen) onderzoek heeft gedaan.
In Leiden waar Modderman werd de brandweerauto vervangen door een ingenieuze, in eigen beheer ontwikkelde, uitschuifbare fotohengel op statief met een eindeloos lange draadontspanner. Had Modderman die technische insteek van Edelman, die bij de smid van Lathum zijn Edelmanboor <7> liet maken? Hij bleef “zijn” studenten altijd met volle belangstelling bleef volgen, bleef hameren op controleerbaar waarnemen, uitzien naar het nieuwe, zorgen datje niet geïsoleerd raakt, om je heen kijken, ook in het buitenland, en afmaken watje begint. Dat zijn de dingen waarmee Modderman een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten.


8. 1964 Modderman gehurktRechts: Modderman, gewapend met een troffel op het vlak van de heuvels bij Zevenbergen (1964).

Achteraf bezien was het belangrijkste werkterrein van Pieter Modderman het oude neolithicum van Midden-Europa. Hij heeft talloze LBK-nederzettingen opgegraven in het Zuid-Limburgse Löss-gebied en de basis gelegd voor de keramische chronologie. Zijn typologie LBK huizen werd verschillende keren uitgebreid, onder meer door Detlev von Brandt, maar vormt nog steeds de basis van een antwoord. In 1970 bedacht Modderman de term Limburg-groep; tegenwoordig ook wel Mesolithicum Rijn-Maas-Schelde genoemd.
Modderman en J. Lüning volgden de roots van de LBK-woningen. Als onderdeel van een gezamenlijk project van de Universiteit Leiden en de Universiteit van Frankfurt, leidden de twee collega-onderzoekers met groot succes in het eerste opgraving seizoen (1979) in de oud-LBK-nederzetting Schwanfeld in Beieren.

Naast intensieve contacten met collega's in aangrenzende gebieden van Nederland, heeft P.J.R. Modderman steeds vaker ook de band-keramische nederzettingsgebieden van Oost-Centraal-Europa bezocht. Tot 1980 waren alleen uit Bohemen en af en toe uit Moravië, Slowakije en Polen de typische huisplannen bekend. Hij had al in 1972 een eenvoudige indeling op basis van de bevindingen in het westelijk deel van Centraal-Europa gepubliceerd en die van de studies, uitgebreid tot de plattegronden van Bylany, Bohemen in 1986 voor deze huisplattegronden. Alle onderzoekers op het gebied van LBK woningbouw zijn in hun werk blijven verwijzen naar zijn typologie.
Alle onderzoekers op het terrein van LBK woningen zijn in hun werk blijven verwijzen naar zijn typologie.
Eva Lenneis: ,,Bij een van zijn onderzoeksreizen in 1978 bezocht Prof. Modderman ook voor het eerst Oostenrijkse locaties, uitgerust met zijn boor voor het onderzoeken van de bodem. Een paar jaar later, werden de ervaringen van deze reis weerspiegeld in een essay over het milieu, de distributie en de structuur LBK nederzettingen.<8>  Toen in 1984/85, voor het eerst, complete oude LBK-plattegronden werden blootgelegd in Neckenmarkt, Burgenland, kwam hij in de zomer van 1985 uit Nederland om ze te onderzoeken. Hij publiceerde de resultaten van zijn Europa-brede studies in 1988 in wat waarschijnlijk zijn meest geciteerde, uitgebreide werk is, met de programmatische titel ‘The Linear pottery culture: diversity in uniformity’.

7. 1971 lezing in SteenwijkHet belang van Modderman voor het neolithicum-onderzoek bleef geenszins beperkt tot lineare bandkeramische cultuur (bandkeramiek of bandkeramische cultuur – in het Duits Linear Bandkeramiker: LBK). Al in 1976 had hij zijn Europa-brede kijk op het midden-neolithicum met ‘The Aveburys and their continental counterparts’ graf-systemen gedocumenteerd.
In 1982 ging hij met emiritaat. Eva Lenneis: ,,Zijn enthousiasme voor deze buitengewone monumenten bleef nog steeds goed gevoed door veel Oostenrijkse collega’s en hij nam toegewijd deel aan de conferentie in Poysdorf en Laa in 1983. In de zomer van 1988 was Prof. Modderman opnieuw in Oostenrijk om doorgaande opgravingen te bezoeken en te adviseren. Helaas was het zijn laatste bezoek. Nadat een aneurisma hem in 1991 bijna zijn leven kostte, kon hij tot zijn spijt niet zo ver reizen. Hij had grote vreugde over de plannen voor Bandkeramische nederzettingen die hem in toenemende mate uit Oostenrijk en uiteindelijk uit Hongarije werden toegestuurd, en analyseerde de huisplattegronden met de precisie en onvergelijkelijke scherpte van zijn beoordeling zoals in al zijn werken. Zijn laatst ingezonden publicatie over Oostenrijk is opgenomen in de Archaeologia Austriaca (2005).

9. Modderman bij opgravingModderman was een persoon met een heel speciaal persoonlijk charisma dat betoverend uitwerkte op iedereen die een tijd met hem mocht werken. Zijn toewijding aan zijn onderzoek en toewijding was enorm indrukwekkend. In zijn veldwerk leerde hij zijn studenten nadrukkelijk de grote verantwoordelijkheid op zich te nemen die een archeoloog heeft als gevolg van de vernietiging door de opgraving en heeft hij altijd geprobeerd de beste methode voor zijn onderzoek te vinden. Dit werk eindigde niet voor hem met de opgravingsdag in het gebied. Vanaf de zeer indrukwekkende tijd van de betrokkenheid van Eva Lenneis bij een graafcampagne in Hienheim, herinnert zij zich ,,dat hij zelfs 's avonds na het eten nooit moe werd van het bespreken van problemen met ons studenten en het delen van zijn zoektocht naar de beste oplossingen. Hij stelde even hoge eisen aan de latere analyses en interpretaties van de resultaten van het veldwerk, eiste de grootste transparantie en precisie van de verklaringen. Deze werkstijl, gekenmerkt door een hoog verantwoordelijkheidsgevoel en persoonlijke integriteit, heeft de Leidse school gevormd die uit zijn studenten is voortgekomen en heeft ook een blijvende invloed gehad op het Oostenrijkse keramische onderzoek van aardewerk.”
Meer dan een halve eeuw na zijn ontdekking van burcht Kuinre-I (1943) in zijn pionierstijd kwam hij kijken bij het team dat de resten van de burcht Kuinre-II blootlegde.<9>  Peter de Boer sprak Modderman twee keer: ,,Eén keer bij het  RACM (nu RCE) onderzoek op de locatie van de tweede kuinderburcht (...)  en één keer tijdens het tweedaags archeologisch congres de Reuvensdagen. Ik vond het een hele eer dat ik toen in de gelegenheid was om hem kort te spreken. Hij gaf toen aan dat hij bij het onderzoek naar de eerste burcht van Kuinre intern bij een gezin in het dorp Kuinre zat en dat hij maar met pijn en moeite het onderhoud van zijn fiets voor elkaar kreeg.“ <10>
Evert van Ginkel: ,,In 2004 bezocht Modderman ’zijn’ grafheuvels in Zevenbergen nog éénmaal.“
Op 18 april 2005, op 86-jarige leeftijd, overleed een van de grote wetenschappers van de Europese prehistorie.

     Gerrit van Hezel, Zwolle 31-10-2018


Literatuur (incompleet)

Modderman, P.J.R., Over de wording en de betekenis van het Zuiderzeegebied.  Groningen Batavia 1945.
Modderman, P.J.R., Iets over de techniek van praehistorisch en middeleeuws aardewerk. In: S.l. 1949
Modderman, P.J.R., De praehistorische mens en zijn milieu. In: Bijdragen en mededeelingen, deel 54 (1954), 18.
Modderman, P.J.R., Een bandceramische nederzetting te Sittard, Limburg. In: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, deel. 6 (1955), 13-21.
Modderman, Pieter J. R./H. Waterbolk: Zur Typologie der verzierten Tonware aus den Bandkeramischen Siedlungen in den Niederlanden. Palaeohistoria 6–7, 1959, 173–181.
Modderman, Pieter J. R. Siedlungen in den Niederlanden. Palaeohistoria 6–7, 1959, 173–181.
Modderman, P.J.R., Waterbolk, Harm Tjalling, Die Grossbauten der Bandkeramik. In: Palaeohistoria : acta et communicationes Instituut voor Bio-archaeologie van de Universiteit van Groningen, deel 617 (1959), 163-171.
Modderman, P.J.R., Het woonhuis in de Bandceramische cultuur. In: Bulletin & Nieuws-bulletin van de Nederlandse Oudheidkundige Bond : zesde serie Serie s 6, deel. 112 (1959), p. kol 23-34.
Modderman, P.J.R., Het oudste Elsloo. In: De bronk : Limburgs maandblad, deel 7 (1959-1960), 228-232.
Modderman, Pieter Jan Remees, Prehistorisch cultuurtransport. Leiden 1962.
Modderman, P.J.R., De verspreiding van de Bekercultuur op de Veluwe. In: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Vol. 12-13 (1962-1963), p. 7-24.
Modderman, Pieter J. R. The Neolithic burial vault at Stein. In: Analecta Praehistorica Leidensia 1, 1964, 3–16.
Modderman, Pieter J. R. Linearbandkeramik aus Elsloo und Stein. 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij, Analecta Praehistorica Leidensia 3, 1970.
Modderman, P.J.R., Die Hausbauten und Siedlungen der Linienbandkeramik in ihrem westlichen Bereich. In: Hermann Schwabedissen (Hrsg.):  Die Anfänge des Neolithikums. Fundamenta A3 Va, Köln 1976, 77–84.
Modderman, P.J.R., Ceramique du Limburg: Rhenanie, Westphale, Pays-Bas, Hesbaye. Helinium 21, 1981, 140–160.
Modderman, P.J.R., Die Bandkeramik im Graetheidegebiet, Niederländisch-Limburg. Berichte der Römisch-Germanischen Kommission 66, 1985, 25–121.
Modderman, P.J.R., The linear pottery culture. Diversity in uniformity. In: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Vol. 38 (1988), 63-139,
Modderman, P.J.R., The linear pottery culture: diversity in uniformity. Amersfoort, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 1988.
Modderman, P.J.R., De verspreiding van bijlen uit Lousberg-vuursteen. In: Archeologie in Limburg No. 10 (1981), 5-7.
Modderman, P. J. R. /M. J. G. Th. Montforts: Archeologische kroniek van Gelderland 1970–1984. Amersfoort, R.O.B. 1991.

(Mede) over P.J.M. Modderman
Boer, drs. P.C. de en dr. A.J. Geurts, Oude burchten i het nieuwe land. De middeleeuwse kastelen van kuinre in de Noordoostpolder. Lelystad 2002.
Cordfunke, E.H.P., In Memoriam Professor P.J.R. Modderman. In:  Westerheem 4, 2005, 3
Fokkens, H., R. Jansen en I.M. van Wijk (red.), Oss-Zevenbergen:de langetermijn-geschiedenis van een prehistorisch grafveld. Archeol Rapport 50, Leiden 2009.
Ginkel, Evert van, Pionier van Zevenbergen. In: Van Ginkel c.s., Prins onder de Plaggen. Vorstenheuvels op de Ivo van Wijk, Terug naar de Bandkeramiek: “vergeten” onderzoeken van de bandkeramiek.
http://www.bandkeramiek.nl/?p=12
Lenneis, Eva, Univ.-Pof. Dr. Pieter Jan Remees Moddermann. Wien 2005.
Maashorst. Leiden 2009.
Maarleveld, Thijs , In Memoriam Prof. Dr. P.J.R. Modderman. In: AM Bulletin no. 8, 2005, 3.
Nieuwe Leidse Courant, Dr. P.J.R. Modderman aanvaardde ambt, 26 oktober 1962.
Peter’s Blog: https://patmcast.blogspot.com/2016/06/een-twijfelachtige-eera-dubious-honor.html

Noten:

<1> Carel Johannes Marinus Modderman, geb. Batavia 30-11-1880, zn van Pieter Jan Ulyssus Modderman en Maria Agatha ter Laag, tr.
Amersfoort 28-8-1917 Albertje Wesseling geb. Amersfoort 1-4-1887. Pieter Jan Ulijsses Modderman woont in 1870 nog in Assen en heeft
een of meer dienstboden.
<2> https://patmcast.blogspot.com/2016/06/een-twijfelachtige-eera-dubious-honor.html
<3> De eigenlijke Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) wordt in 1947 opgericht als buitendienst van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
<4> Informatie Egbert de Boer.
<5> Dagblad van het Oosten : Almelo’s dagblad, 09-07-1942, p.3.
<6> https://www.entoen.nu/nl/overijssel/salland/deventer/boerderij
<7> De Edelmanboor is een grondboor voor het nemen van grondmonsters bij een bodemonderzoek, de meest gebruikte boor onder de
handboren, genoemd naar de grondlegger van de bodemkunde in Nederland.
<8> 1982, Patzmannsdorf, Niederösterreich, als Beispiel für die typische Lage zwischen zwei Bachtälern.
<9> Meded. Evert de Boer.
<10> Mail Peter de Boer, 31-10-2018.
 

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl