[IX. 6.] MEMORIE VAN BEANTWOORDING van het Voorloopig Verslag der Commissie van Rapporteurs voor het Ontwerp van Wet houdende maatregelen tot ontruiming van liet eiland Schok land.
§ 1. Het was der Regering aangenaam, uit het Verslag der Commissie van
Rapporteurs te zien dat de voorgestelde ontruiming van het eiland Schokland bij
de meerderheid der leden, die aan het onderzoek van het wetsontwerp in de
afdeelingen deel hebben genomen, bijval gevonden heeft. De daartegen door eenige
leden geopperde bedenkingen zijn door de meerderheid zoo volledig beantwoord,
dat het overbodig schijnt er iets bij te voegen.
In de vrees, dat de Schokkers, na de schadeloosstelling te hebben verteerd,
weder naar hun eiland zullen terugkeeren , kan de Regering niet deelen. Zij
vereenigt zich geheel met hetgeen daartegen in het verslag door de meerderheid
is aangevoerd. Is de maatregel tot stand gekomen en het Rijk in het bezit van de
onteigende perceelen getreden, dan zullen de noodige voorzorgen worden genomen
om elke vestiging op het eiland te beletten. De woningen, die door de Schokkers
niet mogten weggeruimd zijn, zullen van staatswege worden afgebroken, de afbraak
weggevoerd,en de Schokker, die er zich weder zou willen vestigen, terstond
verwijderd worden.
De wensch is te kennen gegeven, dat in het vervolg slechts één huisgezin op het
eiland mogt wonen. Aan dien wensch zal, althans vooreerst, niet kunnen worden
voldaan. Er zijn voor het onderhoud der rijkswerken twee vaste arbeiders en voor
den vuurtoren een opzigter en een licht wachter noodig.
§ 2. De som van f 8820, welke volgens de Memorie van Toelichting thans jaarlijks ten behoeve van de ingezetenen van Schokland uit 's Rijks kas wordt verleend en na de ontruiming zal vervallen, strekt tot bestrijding van de volgende uitgaven : (zie afbeelding hiernaast)
Hoeveel de uitgaven zullen bedragen wanneer de Schokkers in het vervolg overeenkomstig art. 3 van het wetsontwerp bij het Rijk armlastig zullen worden, kan bij geen mogelijkheid worden bepaald en daarom heeft de Memorie van Toelichting er van gezwegen. De onderstand toch,die thans aan de behoeftige Schokkers wordt uitgekeerd, kan niet tot maatstaf worden aangenomen voor geheel andere omstandigheden. Wanneer de bevolking later in gemeenten is overgeplaatst waar iets te verdienen valt, zal van zelf op het verstrekken van onderstand scherper worden toegezien dan thans het geval kan wezen. De bepalingen der wet op het armbestuur zullen daarenboven op het onderstands –domicilie der Schokkers van invloed zijn. Zoo zullen bijv. de vrouwen van Schokland, bij het aangaan van een huwelijk met personen uit andere gemeenten, niet meer bij het Rijk armlastig blijven, en de elders geboren kinderen, die thans het onderstands -domicilie hunner ouders volgen, zullen bij het overlijden van dezen of bij hunne eigene meerderjarigheid in hunne geboorteplaats armlastig worden. Neemt men al deze omstandigheden in acht, dan is het niet vooruit te berekenen wat de toepassing van art. 3 van het ontwerp aan den Staat zal kosten. In elk geval zal van regeringswege streng worden toegezien, dat niet dan in geval van volstrekte noodzakelijkheid onderstand worde verleend,terwijl overigens het tweede lid van art. 33 der wet op het armbestuur een geschikt middel aan de hand geeft om tegen misbruiken te waken.
Voor de beveiliging der Overijsselsche kust moge het behoud van het eiland
Schokland niet van overwegend belang zijn, voor de scheepvaart is het onmisbaar.
Bij storm weder uit het westen en noordwesten is het de eenige reede voor het
grootste gedeelte der Zuiderzee, en voor de zoo drukke scheepvaart van Drenthe
en Overijssel van onberekenbaar nut. De haven van Schokland was vroeger slechts
voor vischschuiten aangelegd. Later is zij door uitbreiding en verdieping ook
dienstbaar gemaakt voor grootere binnenlandsche vaartuigen, als pramen en
tjalken, die daarvan bij sommige gelegenheden,vooral bij plotseling invallende
vorst, gebruik maken. Het jaarlijksch onderhoud der havenhoofden met de kosten
van uitdieping wordt op f 3500 geschat. Zoolang de overeenkomst omtrent het
onderhoud dier werken loopt, zal de haven in den tegenwoordigen toestand
blijven. Mogt het echter later blijken, dat de haven na de ontruiming weinig
bezocht wordt, dan zou zij kunnen vervallen en alzoo de kosten van onderhoud
worden bespaard.
De kosten van het kustlicht op Schokland bedragen thans f 900 en deze som zal
ook na de ontruiming gevorderd worden. Voor het onderhoud der zee- en
havenwerken wordt jaarlijks f 29,000 op de begrooting uitgetrokken. Doch het is
te wachten dat deze kosten, ook door verandering in de constructie van het
paalwerk, na de ontruiming tot f 20,000 zullen verminderen.
Van het jaar 1821 tot 1852 hebben de Staten der provincie Overijssel jaarlijks
een subsidie aan de gemeente Schokland gegeven tot tegemoetkoming in de kosten
harer huishouding. In laatstgenoemd jaar echter hebben zij zwarigheid gemaakt,
hiermede voort te gaan, en sedert dien tijd is het subsidie door het Rijk
verstrekt. De provincie Overijssel zal dus door de ontruiming van het eiland
niet worden gebaat en zich alzoo niet verpligt achten tot de schadeloosstelling
bij te dragen, die aan de eilanders zal worden verleend.
§ 3. De Commissaris des Konings in Overijssel is geraadpleegd over de maatregelen, die van regeringswege zouden kunnen genomen worden om de toekomst der Schokkers na het verlaten van het eiland te verzekeren. Zoolang het echter onbekend is of tot de ontruiming zal worden besloten, scheen het niet wel mogelijk schikkingen daaromtrent te maken. De Schokkers zelven zijn ondervraagd naar de plaatsen waarheen zij zich zouden willen begeven. Sommigen hunner hebben de gemeenten Kampen, Edam, Medemblik, Urk, Genemuiden en andere opgegeven, doch de meesten wilden zich daaromtrent niet verklaren zoolang het niet zeker was dat de maatregel zou worden uitgevoerd. Indien het wetsontwerp spoedig tot wet mogt worden verheven, is er een geschikte tijd over om de vestiging van de eilanders in andere gemeenten voor te bereiden en daaromtrent, zoo noodig, schikkingen met de gemeentebesturen te treffen. De schadeloosstelling zal zooveel mogelijk aangewend worden tot herstel van vischschuiten en vischwant, ten einde de eigenaars er van terstond na het verlaten van het eiland hetzelfde beroep elders kunnen uitoefenen. In de voorloopige overeenkomsten is op den Commissaris des Konings in Overijssel magtiging verleend tot het in ontvang nemen der schadeloosstelling, en hierin ligt een gereed middel om te zorgen, dat de te verstrekken gelden in het belang der Schokkers worden aangewend. De Regering zal van hare zijde dit belangrijk punt niet uit het oog verliezen, en het daarheen trachten te leiden, dat zoowel door verspreiding der bevolking als door het opsporen en aanwijzen van geschikte middelen van bestaan het voorname doel van dezen maatregel worde bereikt.
Art. 1. De strekking van den hier bedoelden maatregel is om de Schokkers
vrijwillig hun eiland te doen verlaten. Men heeft zich vooraf vergewist, dat de
bevolking hiertoe genegen was, en haar te dien einde voorloopige verbindtenissen
laten teekenen. Het artikel kon daarom niet imperatief spreken, maar slechts de
gelegenheid voor de eilanders openstellen om tegen eene uit te keeren
schadevergoeding zich elders te vestigen.
Volgens de wet van 22 Frimaire VlIde jaar worden de acten van overdragt van
onroerende goederen aan den Staat gratis geregistreerd.
De vrijstelling van zegelregt is thans in het ontwerp opgenomen. Voor zooverre
goederen aan minderjarigen of onder curatele gestelden behooren, schijnt het
niet noodig dat tot den verkoop dier goederen magtiging des regters worde
verleend. De koopsom toch bedraagt 2¼ der geschatte waarde, en er bestaat dus
geen vrees voor benadeeling dier personen, waartegen de regter zou moeten waken.
In het ontwerp is daarom de bepaling ingelascht, dat de regterlijke magtiging
voor den afstand dier goederen niet wordt vereischt, hetgeen bovendien tot
besparing van kosten zal leiden.
Art.
2. Bij het aangaan der voorloopige overeenkomsten met de Schokkers vertrouwde
men dat het wetsontwerp tot het bekrachtigen van den maatregel nog in de vorige
zitting der Staten-Generaal kon worden behandeld. Daar de gelegenheid hiertoe
ontbroken heeft, zal eerst met het volgend voorjaar een aanvang met de
ontruiming kunnen worden gemaakt. Het voornemen bestaat om de verhuizing zoo
mogelijk trapsgewijze te laten plaats hebben. Reeds hebben twee huisgezinnen het
eiland verlaten, nadat hun was te kennen gegeven, dat hun vertrek het uitkeeren
der schadeloosstelling niet in den weg zou staan, voor zooverre de voorgestelde
maatregel door de wet mogt worden bekrachtigd.
Ten aanzien van de bedenkingen door de gemeente Kampen tegen de vereeniging met
Schokland aangevoerd valt nog op te merken, dat de gemeenschap tusschen het
eiland en den vasten wal in het vervolg zal onderhouden worden door het
vaartuig, hetwelk bij de rijkswerken behoort.
Art. 3. Het is niet te verwachten, dat de Schokkers zich bij voorkeur zullen
vestigen in de gemeente, waarbij het grondgebied van Schokland wordt gevoegd.
Het vereenigen van het eiland met de gemeente Kampen zal voor hen geene reden
zijn om daar hunne woonplaats te vestigen. Gelijk hierboven reeds is gezegd, zal
de Regering zooveel mogelijk zorgen, dat de bevolking van Schokland zich over
meer gemeenten verspreide.
Het is de bedoeling dat alleen die Schokkers, welke op het tijdstip in het 2de
lid van art.2 bedoeld staan, bij het Rijk armlastig zullen zijn. Zij die later
geboren worden zullen van zelf hunne geboorteplaats tot domicilie van onderstand
hebben. De woorden, of,indien die gemeente ware blijven bestaan, zouden gehad
hebben, kunnen niet worden weggelaten. Zij zijn noodig om alle moeijlikheden
voor het vervolg te voorkomen. De vrouw bijv. die op Schokland geboren en met
een persoon uit eene andere gemeente gehuwd, het onderstands domicilie van haren
man volgt, wordt na het overlijden van dezen wederom armlastig in hare
geboorteplaats. Evenzoo is het kind, dat, op Schokland geboren, gedurende zijne
minderjarigheid het domicilie van zijne elders geboren ouders volgt, na zijne
meerderjarigheid of na het overlijden zijner ouders wederom armlastig in zijne
geboorteplaats. Voor deze en meer andere gevallen is het noodig dat de wet
uitmake, dat zij, die, ware Schokland blijven bestaan, daar onderstands
domicilie zouden gekregen hebben, bij het Rijk armlastig zullen zijn.
Overeenkomstig de gemaakte opmerking is de dagteekening en het nommer der wet op
het armbestuur thans aangehaald.
Art. 4. Bij het opstellen dezer bepaling was het oog gerigt op de brandspuiten, archiven en andere roerende goederen der gemeente. Ter wegneming van bezwaren is de redactie gewijzigd.
's Gravenhage, den 19den October 1858
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Van Tets.
[Zie dit wetsontwerp op bladz. 90 dezer Bijlagen.]
Art. 1. Achter dit artikel als 2de en 3de lid te laten volgen:
“ De acten van overdragt dier goederen zijn vrij van zegel.
“ Tot het overdragen dier goederen wordt geene regterlijke magtiging vereischt."
Art. 3. In plaats van de woorden: op het armbestuur, te lezen » van den 28sten
Junij 1854 (Staatsblad n°. 100)."
Art. 4. In plaats van: alle bezittingen en lasten, te lezen: “ alle roerende
goederen en alle lasten."
[IX. 7.] EINDVERSLAG der Commissie van Rapporteurs voor het Ontwerp van Wet houdende maatregelen tot ontruiming van het eiland Schokland; uitgebragt in de zitting van den 12den November 1858.
De Commissie van Rapporteurs voor het ontwerp van wet houdende maatregelen
tot ontruiming van het eiland Schokland heeft, na kennis genomen te hebben van
de Memorie van Beantwoording, door den heer Minister van Binnenlandsche Zaken
onder dagteekening van den 19den October jl. op haar Voorloopig Verslag van den
4den October jl. ingezonden, geen nader onderzoek te dezer zake in de
afdeelingen der Kamer noodig geoordeeld. Tevens heeft zij gemeend, zich van het
uitbrengen van een eigen oordeel omtrent de punten, in de gewisselde stukken
behandeld, te kunnen onthouden.
Aldus vastgesteld bij de Commissie van Rapporteurs, den 11den November 1858.
Storm van 's Gravesande.
Gevers Deynoot.
Blaupot ten Cate.
Sloet tot Oldhuis.
Sander.
Bijblad van de Nederlandsche Staatscourant 1858-1859, pag.416, 417