Dingsdag den 22 November 1808.
Gelezen hebbende een adres van de Burgemeesters van Ens houdende, dat den
schoolonderwijzer Jacob Venema hun had verzogt om een kagchel en behoorlijke
brand om het schoolvertrek bij den winter te verwarmen dat zij ook gaarne aan
dit billijk verzoek zouden voldoen doch echter niet in staat waren zulks uit
hunne verarmde kas te doen, even min om het reinigen van het schoolvertrek te
kunnen bekostigen, waarom zij verzogten dat de onderwijzer Jacob Venema voornoemd
's Jaarlijks mogte worden toegelegd eene somma van f 55.- voor het kopen en
onderhouden van een kagchel benevens voor de brand, die hij gedurende den winter
benodigd zoude hebben als mede voor het reinigen van het schoolvertrek en het
zetten en wegbreken van den kagchel.
Heeft de Landdrost uit hoofde der bekende
armoede van de Ingezetenen van Ens goed gevonden het verzoek ter requeste
gedaan provisioneel en tot weder opzeggens toe te accorderen en dien ten gevolge
het voorsch. ende te verlenen Vijftig Guldens 's Jaars ingelijkheid als bij
Dispositie van 17 October No 16 aan den schoolonderwijzer op Emmeloord is
geaccordeert geworden, met last aan de requestranten om hiervan den
schoolonderwijzer voornoemt te verwittigen en hem te kennen te geven dat hij
zich
met eene behoorlijke gezegelde quitantie ten einde daarvan betaling te erlangen,
zal moeten vervoegen ten kantore van den Ontvanger van het Ensergeld Mr. M. van
Doorninck te Deventer, die bij deze wordt gequalificeerd en gelast, om tegen
overgifte van zodanige quitantie aan den schoolonderwijzer op Ens Jacob Venema
te betalen een somma van Vijftig Guldens om te strekken tot voorsch: einde als
mede om met die betaling telken jare in de Maand October op gelijke wijze te
continueeren tot revocatie toe.
Voor Extract Conform De Secretaris Generaal
W. S. van der Gronden.
Bron: Algemeen Rijksarchief, ’s Gravenhage.
Eerder gepubliceerd in De Vriendenkring, Lente 1979, pag.14,15.