Marten Sijbranda (22-02-1909 - 16-12-1993) was een zoon van de Friese
turfschipper Libbe Sijbranda (1872-1946). Zijn vader voer op de 65-tons
ijzeren tjalk 'De Hoop'.<1> Marten hield van
oktober 1937 tot mei 1971 vier “reizenboeken” bij
en bovendien in een kasboek, waarin hij de kosten voor onderhoud en
reparaties voor zijn motorschip Anna Cornelia dat hij 11 oktober 1937
kocht noteerde. <2>
Aan de hand van deze dagboeken schreef Meindert Seffinga een mooi
artikel. In de jaren ’80 ontving auteur Wim Kuyper
<3> een brief van schipper Marten Sijbranda
over zijn belevenissen in februari 1926 aan boord van de talk van zijn
broer.
Profiel van Schokland gezien vanuit het noorden
Kaart (uitsnede). Rode driehoeken zijn lichten: w=wit, r=rood, g=groen,
fl=flikker, dl=draai.
"Mijnheer,
Genietend van Uw verhalen over Vollenhove en omstreken in Spiegel der
Zeilvaart, komt altijd weer de herinnering boven van een aanvaring met
een steen van ’t gesteente van Vollenhove.
Het was februari 1926 ik was toen 16 jaar en voer bij m’n
broer als knecht op een Friesch tjalkje van 70 ton. Vader en Moeder
waren in '24 aan de wal gaan wonen en was turfschipper van
z’n vak, en zette z’n zaak als brandstofhandelaar
voort en wel te Sneek.
Tussentijds deden we ook wel eens ander werk en dat bestond meestal uit
zand en steen van de Gelderse IJssel. Zoo ook nu, we zouden een vracht
rivierzand halen van Katerveer en voeren Lemmer uit. Normaal gingen we
met een doorstaande Westelijke wind de Ketelmond binnen en zeilden dan
de IJssel op, als het ook niet te ver was boven Katerveer. Maar deze keer waaide het hard uit ‘t Oosten en was er van de
Ketel binnen, geen sprake. We voeren met gereefd grootzeil en stagfok,
mooi onder de Kuinre en Blokzijl door naar de Kribben zooals we het
Zwolse diep noemden.
Daar de wind pal Oost was en de Kribben W. N W. naar zee liepen besloot
m’n broer; om door het blinde gat in de verzonken Noordelijke
dam in de Kribben te komen, en men behoefde dan de hele Kribben niet te
laveren. We deden dat wel meer door ‘t blinde gat, maar
gingen dan om ’t gesteente heen. Ter breedte van Blokzijl zei
mijn broer; er moet ergens een geultje zijn niet ver van de punt van de
Voorst, en daar proberen we dan langs te komen en zitten dan mooi hoog
onder de wal. En zoo gezegd zoo gedaan, we naderden het gesteente, en
ik stak geregeld uit en steeds minder water, en daardoor zogen we naar
beneden ik moest zeil minderen want het sturen ging zo zwaar. En ja
hoor op ‘t moment ging het bommerde bom en we donderden over
een steen heen dat het was niet mooi meer. De zeilen gestreken de lanen
uit de hel getrokken en ’t water stroomde mooi naar binnen.
Met een stuk spek en vette vodden de boel zo goed mogelijk
dichtgemaakt, het ruim leeg gepompt, anker gehieuwd' (de stok lag
gedeeltelijk boven water) stukje zeil gezet en naar Kraggenburg
gevaren, ten anker, en na een goed uur kwam een motorschip die ons
meenam naar Zwartsluis (de motorschepen kwamen toen in de vaart).
Te Zwartsluis schoten we de grote Sluis binnen, en zoowaar stonden drie
scheepbouwers op de sluismuur die tuk waren op de reparatie. Appele
[Appelo], van Goor en Spiekman, en de Goede. Na telefonisch overleg met
de Verz. Mij. kreeg laatstgenoemde scheepsbouwer de opdracht voor de
reparatie. Het bleef ons een raadsel hoe snel deze hellingbazen
ingelicht waren. Waarschijnlijk hebben de altijd met het gezicht naar
zee starende kaaimannen ons wel zien scharrelen en het naar de Slusse
doorgegeven. Van Lemmer uit varende zagen we nooit naar het tij het
deed daar niet veel, aan de N. O. wal, maar de harde doorzettende O
wind heeft ons toen parten gespeeld.
In herfst en winter gingen we ook wel door de kop van Overijssel naar
Friesland. Ons tjalkje ging 1.40 diep en Beukerssluis gaf een kwartvoet
water meer dan de Arembergersluis. In die tijd was Visser sluiswachter
op laatstgenoemde sluis een ijverige man met zwart haar en een
uniformpet op. De Beukers werd bediend door Appelo en Deuzeman, boeren
wonende aan de sluismuur ter weerszijden.
Het was vaak een getob door Overijssel het Giethoornse meer stond het
minste water, en men taste ook wel zand en grind-bulten aan (vaak wel
door schippers gevormd die te diep lagen). We voeren toen nog via de
Ronduitte [Ronduite].
Schokland gezien vanuit de Westzijde
Schokland gezien vanuit de Zuidzijde
U schreef ook wel over Schokland in Uw verhalen, ook daar heb ik nog
herinneringen aan. Als we de Ketel uit gingen kwamen we met te veel
wind wel eens in de Schokkerhaven terecht. Recht voor de Ketelmond
vormden zich altijd een zandplaat welke goed betond was. Diepere
schepen dan 1.60 a 1.70 ook die om de Noord moesten, gingen Z W voor om
de plaat heen. Vlotter dan 1.70 kon men direkt uit de Ketel N voor gaan
liggen en men vond dan een paar drijfbakens voor oriëntering.
Schokland gezien vanuit de Oostzijde
Ook kwamen we wel in de haven van
Schokland terecht. Smit was daar toen havenmeester en Spit lichtwachter
als ik het goed heb. Zondags hield Smit kerkdienst in de huiskamer en
las dan een preek. De meeste schippers vooral Slussigers en
Hoogeveensche waren van prottestantse huize ook wij hoorden daarbij.
Ook was er een klein winkeltje op de haven, maar als het verwaaid
liggen langer duurde was de winkel gauw uitverkocht en was het dan
wachten op de Kamper botter die dan weer levensmiddelen aanvoerde. We
lagen daar eens op een heldere zonnige winterdag met totaal geen wind.
Boven op de dijk staande kon ik het silhouet van de RK te Lemmer en het
gebouw van het nu Ing. Wouda gemaal duidelijk zien. Ik daalde af naar
de waterspiegel en met het gezicht net boven het wateroppervlak alleen
de toren en de schoorsteen van genoemde gebouwen. Aanschouwelijk
onderwijs, zou het uit te rekenen zijn hoe een luie ronding de 30 KM
lange afsluitdijk heeft?
Ik kom nog even terug op Vollenhove. In
een van Uw artikelen schrijft U over een gebaggerde geul naar
Kraggenburg ik heb daar nooit iets van gehoord of gelezen. Twee
turfschippers op Vollenhove kende ik; schipper Lasche (Lassche) met een
mooie Hasselteraak van 65 ton en gebr. Edelenbos met een minder mooie
doch grotere aak van c.a. 80 ton. Onlangs reed ik nog eens met de bus
door Vollenhove, en ik meende laatstgenoemd schip daar nog heb zien
liggen. Ons mooie Tjalkje gebouwd in Echtenerbrug in 1907 is onttuigd
gedeeltelijk ontmanteld en verbouwd tot woonschip, en ligt nu beneden
de stad Arnhem aan onder langs, een langzame dood te sterven.
Hoogachtend M. Sijbranda”
[Op diverse opmerkingen in de brief geeft Wim Kuyper een aanvulling.
Eén daarvan gaat over de "Kamper" botter:]
"Deze houten Rijksbotter had zijn vaste ligplaats in de haven van
Schokland pal voor het huis van de havenmeester. De voorlaatste vaste
knecht aan boord was Arend ten Napel. Toen hij in 1910 zijn functie aan
Gerrit Huisman („Gait de Bok") overdroeg, had hij de
respectabele leeftijd van één en tachtig jaar
bereikt. De oude botter werd in 1921 door een wit geschilderde ijzeren
aak vervangen. De bekende scheepsontwerper Thiebout kreeg opdracht om
de Lemsteraak te ontwerpen; de 'Schokland' werd gebouwd bij W. de Vries
Lentsch in Niewendam. Thiebout huldigde de opvatting dat zelfs in een
tot perfectie uitgegroeid scheepstype nog wel veranderingen aangebracht
kunnen worden. De 'Schokland' kreeg daardoor veel kritiek te verduren.
Toen de opzichter van Rijkswaterstaat aan Gait de Bok vroeg wat hij van
het schip vond, wond hij er geen doekjes om: „'t Is een
varken". En daarmee kreeg de 'Schokland' de onofficiële naam
„'t Verken".
Gepubliceerd in: Spiegel der Zeilvaart van februari 1985
Naschrift Gerrit van Hezel, Zwolle december 2018
Het Museum “Hert fan Fryslân” / "Hart van
Friesland" in Grou, in de benedenverdieping van het voormalige Raadhuis
zit bezit diverse attributen voor het jagen waaronder de beage of
trekzeel dat tussen 1925 en 1950 door Marten Sijbranda uit Sneek
gebruikt is.<6>
De tussen de tekst ingevoegde afbeeldingen – detail van de
Zuiderzeekaart en de profielen van Schokland - zijn ontleend aan de
Zuiderzee-portretten (1915) waarvoor Tomas Anton Schilperoord
(1882-1930) een reisverhaal schreef, de Fries Gerke Siebolt Vlieger (De
Lemmer 29.3.1862 – Amsterdam 7.5.1923) de peilingen voor de
kaart verrichtte. Vlieger was schipper, binnenvaart-inspecteur en
(hoofd-)redacteur van weekblad Schuttevaer. Engelbartus Bokhorst
tekende de karakteristieke silhouetten, waarschijnlijk op basis van
foto’s.
Portretreliëf van TOM (Schilperoort) vervaardigd door Hildo
Krop.
Tom Schilperoort (1882-1930) was een flamboyante journalist -
correspondent van de NRC en De Telegraaf - die in Schoorl woonde en
door sommigen wordt gezien als de man die model zou hebben gestaan voor
de figuur van de uitvreter in het verhaal van schrijver Nescio.
Bovendien wist hij te bewerkstelligen dat Picasso in 1905 enige tijd in
Noord-Holland verbleef.<7>
De kajuitboot ,,de Zuiderzee” - zes voeten diep –
voer langs de 350 km lange kust en de eilanden. Schilperoord beschouwde
het bezoek aan Urk als ,,eigenlijk de clou van onzen tocht”.
Schokland, werd uitgebreid getekend, maar komt er in zijn verhaal wel
zeer bekaaid van af. Schilperoord: Na het vertrek uit Urk ,,dronken
(we) weer koffie aan boord. Daarna ging het om Schokland, dat zoo lang
is als ’n dag zonder eten en zoo smal als ’n plank.
Meer is er niet van te zeggen. Zo naderen we de Ketel
…” <8>
Literatuur
Archief familie Sijbranda - Schippers te Sneek.
https://friesscheepvaartmuseum.nl/images/archiefinventarissen/Schippersfam.%20Sijbranda,%20Sneek.pdf
Kuyper, Wim, een brief van oud-schipper Marten Sijbranda. In: Spiegel
der Zeilvaart van februari 1985.
Meindert, Seffinga, De reisboeken van schipper Marten Sijbranda. Rijk
geïllustreerd artikel in: Fries Scheepvaart Museum. Jaarboek
2009, FSM Sneek, 2010.
Schilperoort, Tom, Zuiderzee- silhouetten, naar peilingen van G.S.
Vlieger, geteekend door E. Bokhorst, met een reisverhaal van Tom
Schilperoort. A.N.W.B., Toeristenbond Voor Nederland. Commissie Voor
Het Watertoerisme, 1915. De bijbehorende kaart schaal 1 : 50.000 is
getekend door G. v.d. Wal.
Nieuwsbrief Instituut Hildo Krop collectie. Nieuwsbrief 8, 2015.
Noten
<01> Het Fries scheepvaartmuseum beschikt over de
mastplank van de tjalk 'De Hoop' van Libbe Sijbranda. https://friesscheepvaartmuseum.nl/beeld/fsm-col1-dat1000022720
<02> Archief. Zie literatuur.
<03> Auteur van o.a. Omzwervingen langs de oude Zuiderzee
(1984), Zwervend langs het IJsselmeer : heden en verleden van het hart
van Nederland (1978).
<04> Wie kent deze schilder?
https://www.museumserver.nl/phorum/read.php?3,23654,23654
<05> Engelbartus Bokhorst:
https://www.wieiswieinoverijssel.nl/zoekresultaten/p2/648-engelbartus-bokhorst
<06> http://www.weikopiebes.nl/vakantie8/reis2014.htm
<07> Nieuwsbrief, 3.
<08> Schilperoord 1915, 31, 35-36.