De raderstoomboot de Stad Zwolle maakte op donderdag 10 juli 1845 onder goede weersomstandigheden vanuit Zwolle een reisje naar het ‘nederige’ Schokland ‘tegen een matig gestelde prijs’, waarbij en passant ook Genemuiden werd aangedaan en de aanleg onder leiding van ingenieur Van Diggelen van de strekdammen langs het Zwolse Diep werden bewonderd.
Rechts: de raderstoomboot De Stad Zwolle. Een prent van F.A.C. Hoffman uit omstreeks 1844.
De vlaggen van den toren … gaven ons ‘s morgens het gewenste sein, dat het
aangekondigd tochtje zou worden volvoerd, en bij klokslag elf, namen wij onder
de grote tent op 't dek van de boot onze plaats in. Een aanzienlijk gezelschap
dames en heren zat reeds onder de linnen hemel, en ruilde zijn blikken met de
ontelbare menigte die in bonte mengeling de oever bedekte, of bespiedde haar,
die over de gordijntjes pinkoogden en met de neuspuntjes de glazen schuurden.
De muzikanten van de stedelijke schutterij, in de nette uniform gedost, deden
vrolijk van zich horen, het bootklokje had bij herhaling geluid, de raderen
begonnen het water te beroeren, en ontdaan van de boeien die ons aan de kaai
hechtten, verlieten wij de stad met wapperende vlaggen. …
Zeer vreedzaam en vrolijk koutend, naderden wij allengs het 'eiland met
huisjes als langwerpige brokjes kurk, op 't zilvermeer drijvende -het vanouds
vermaarde Emmeloord - heden ten dage Schokland geheten …
't Gastronomisch gezelschap -ook de dames huldigden met ons om strijd van de
'edelste der deugden'- had nauwelijks tijd om de kluifjes tot op 't gebeente af
te peuzelen, en 't Schokland der bouteilles boven den wijn te brengen, vóór 't
armoedige eiland ons nodigde, zijn grond met onze voetzool te drukken, maar de
goede wil vermag veel, en toen de stoomboot zich goed aan de houten brug, die
ons de toegang tot Schokland vergunde, had vastgeklampt, was elk gereed om zich
tussen de vissers te bewegen.
't Zijn rare apostelen, die somtijds veel en dikwijls niet met al vangen, die ‘s
winters geregeld honger lijden en eens in 't jaar vrolijk zijn op 't lieflijk
pinksterfeest, dan is 't er kermis, en drie dagen lang, geen gebrek!
Een ieder haastte zich om met de Schokkerinnen te keuvelen, 'dat onverbasterd
geslacht met brede boezems, Bataviers bloed, geel haar en drie korte rokken!
Kuis, goedgeheupt, onverfijnd van manieren, zeer gezocht om allerlei schuurwerk,
in affaires vooral, die niet wel zonder metalen maten of gewichten kunnen
gedreven worden.'
In verschillende groepen verdeelde het reisgezelschap zich. Velen bezochten de
nette Rooms-katholieke kerk, die een zeegezicht lief had keek over de houten
borstwering, die hield van spelevaren liet het oog met welgevallen op een fraai
Amsterdams jacht rusten, anderen gluurden in de snelweverij en een tweetal
stapte in ''t roode hert' om een bittertje te drinken, hun toegereikt door een
allerliefste blozende Schokkerin, die zich gewassen en toilet gemaakt had, voor
't hele eiland mee.
De vriendelijke maagd had vijf jaren te Kampen achter de nieuwe muur gediend
maar geen deeg op 't vaste land en ook -ze was verliefd! en 't voorwerp van haar
hartstocht- was een Schokker. Ach! men lacht er wel eens om, maar 't is nog niet
zo verre mis: 'Een hut van klei aan 't eind der aarde, enz. Tevredenheid en stil
geluk spiegelden zich op 't treffendst af in de heldere ogen van 't vissers
meisje … toen wij de zindelijke woning verlieten …
Buiten deur gekomen, zagen wij al wat op Schoklands buurt benen had in beweging,
terwijl enige heren onder de rosharige jeugd ettelijke muntstukjes strooiden, om
te ontwaren of ze ook aanleg had tot gymnastische oefeningen. 't Was aardig te
zien, hoe dat bruin visserskroost op de dorren grond door elkander wriemelde,
als alen in een visfuik, om zich te verrijken met de koperen mammon. Nu -de
ledematen van de jonge Schokkers hebben ook wel speling in hun tenue. We wilden
hen wel eens uit de broek ŕ la Zefier, waarin ze leven en sterven, in een
zomerelastiekje van onze dandy's stoppen!
Maar de tijd stoomt altijd door; het klokje riep, nog een verrassing verbeidde
ons op Schoklands wal. Aan de steiger had zich een groep van vijf bedaagde
vrouwen en een oude man gevormd, zo 't scheen onder de leiding van de beroemde
goochelaar, buikspreker en ballonnist, de heer Staudt ,- vergeef dat we niet
eerder van hem spraken- en voerde er een sestetto uit, dat veel had van 't
eentonig zeegemurmel bij een stille avond. 't Bezongen onderwerp was de hopeloze
liefde van een jong Amsterdams koopman van de Herengracht, voor een schone
Schokkerin …
De heer Staudt, die bij ondervinding weet hoe genoeglijk het is, als de kunst
beloond wordt, bedeelde het zingend Schokker-korps mild, en dat niemand van de
tochtgenoten zich onbetuigd liet, spreekt van zelf. De heer Staudt goochelde op
't dek en trad als buikspreker op in de rollen van een mager en vet kalf! Vraag
nog hoe of zo iemand aan al zijn mensenkennis komt! Op een wit bord verzamelde
de kunstenaar het loon voor zijn behendigheid en kunst; wij waren over beide
tevreden en wensen dat hij billijke reden tot dankzegging had over de oogst.
Bron: Een togtje naar Schokland met de ‘Stad Zwolle’ - Togtje van 10 Julij. In: De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 15 juli 1845. Verkorte weergave van de reis.