Al
in de veertiende eeuw werd in de stad Kampen controle uitgeoefend op de verkoop
en kwaliteit van vlees en vis. In het "Olde Vleyshuys" aan de Plantage keurden
de van stadswege aangestelde marktmeesters het aangevoerde vlees, daarbij
bijgestaan door zogenaamde tellers en meters. In de visafslag, in de buurt van
de Kamper brug, deed men hetzelfde met de vis, die volgens nauwkeurig
vastgestelde regels gesneden en eventueel gezouten werd. Het was dan ook streng
verboden om rechtstreeks van de vissers, dus buiten de afslag om, vis te kopen.
Maar regelmatig werden er in Kampen vissers betrapt op illegale handel, ook
Schokker vissers. Een van hen, Albert Thomas (Thijmens) de Boer, dreef in 1847
illegaal handel met opkoper Jan Brandenburg. Maar ze rekenden buiten de waard,
in de figuur van veldwachter Cornelis Jacobus van Grafhorst.
Toen trad Brandenburg, die zich in de schuit van Thijmens de Boer bevond, te
voorschijn, en voegde mij op de grofste en de meest beledigende wijs toe: ‘Wij
beschijten jou wat’, daarop aan Brandenburg vragende: ‘Wat zeg jij,
Brandenburg’, antwoordde hij mij: ‘Jij bliksem, kunt mij lekker de kloten
likken’.
Ik ben vervolgens weer de wal op gegaan, gevolgd door Albert de Boer, die mij
verzocht om de zaak te vergeten. Ik zei hem dat dat niet mogelijk was, en dat
hij zich,maar tot de ambtenaar van het openbaar ministerie moest wenden. Daarop
riep Brandenburg tot tweemaal toe naar De Boer: ‘Albert, praat niet langer tegen
die bliksemse kwajongen’. Het voorgevallene werd bevestigd door Dirk Meijer; de
opzichter van de vismarkt, en Jannes Rietberg, gerechtsdienaar, beiden te Kampen
wonende.
Jan Brandenburg, die in Kampen niet al te best bekend stond, werd op de avond van dezelfde dag opnieuw betrapt op verkoop van vis buiten de afslag om.
Op
de avond van de 7e mei 1847, was ik Cornelis Jacobus van Grafhorst, buitengewoon
veldwachter in de gemeente Kampen, bij de IJsselbrug, om er op toe te zien, dat
er gedurende de afslag van zeevis, niet uit de visschuiten vis verkocht werd. Op
dat ogenblik zag ik dat Jan Brandenburg, die zich in een visschuit bevaren door
Cornelis Kwakman bevond, daar een mand met schelvissen vulde en die overgaf aan
Hermannus Johannes Kleijn. Ik veronderstelde dat deze mand met vis door hem naar
de afslag gebracht zou worden, toen Roelof Mikken, van beroep zaaddrager alhier,
bij mij kwam en zei: ‘gij denkt dat die mand met vis naar de afslag gedragen is,
neen, die is bij Oosterman gebracht. Als gij nu Brandenburg wilt snappen, hij is
ook bij Oosterman binnengegaan met Beks en Daalhof; ga daar ook heen.’
Waarop ik bij Oosterman de tapperij ben binnen gegaan en daar Brandenburg, Beks
en Daalhof gevonden heb, die ieder een borrel dronken, terwijl ik aan Oosterhof
vroeg ‘waar is de vis die hier is binnengedragen?’ Oosterman antwoordde: ‘gij
kunt immers wel zien, dat hier geen vis is, ik weet van geen vis.’
Ik heb tegen Oosterman opgemerkt, dat hij wel vis in huis kon hebben, al was die
niet in de tapperij geplaatst, wat hij opnieuw beantwoordde met: ‘hier is geen
vis; gij kunt mijn huis doorzoeken’. Dat deed ik; ik ben buiten het huis naar de
deur van de kelder gegaan en heb daarin een mand met schelvissen gezien. Terug
in de tapperij, verzocht ik Evert Beks om ze er uit te halen en naar het
politiebureau te brengen.
Brandenburg, tot wie ik tijdens mijn verblijf inde tapperij het woord niet
richtte, maar wel tegen Oosterman, zei herhaaldelijk: ‘ik weet van geen vis,
hier is geen vis’, ging verder met het opdrinken van zijn borrel en sloop nog
voor mij de tapperij uit. Maar hij werd door mij op de voet gevolgd, omdat ik
vermoedde dat de manden met vis in de kelder zouden staan, om zo Brandenburg te
verhinderen, dat hij ze daar uit zou kunnen halen.
Ik heb van mijn bevindingen proces verbaal opgemaakt (…) en aan de heer
commissaris van politie overhandigd.
De Schokkers brachten hun vangt voor een deel naar de vismarkt in Kampen. In 1837 kruide men het op twintig palen staande gebouw van de stadsbrug naar een plaats tegen de oude stadsmuur bij de Melkpoport. De Kamper Courant schreef: ‘Deze wel bestuurde beweging werd in ruim twee uur tijds volbracht, en van een afstand leek het op een reuzenschildpad die langzaam over de kade kroop.’ Op de foto links, uit de 20e eeuw, rechtsboven een visser in klederdracht.
Bron: Proces verbaal ‘Van Brandenburg van beroep Opkoper van Visch, wonende te Kampen’, GAK, Politiearchief, inv. 137, no. 75; verder no. 76, 77. Fragmenten. Vondst van Bruno Klappe, Eindhoven, Schokker verkocht illegaal vis in Kampen, Het Schokker Erf, no. 54, september 2003, 17 t/m 19. Afbeeldingen en tekst toegevoegd door redactie site.