ENS,
het zuidelijkste gedeelte van het eiland Schokland, provincie Overijssel,
arrondissement Zwolle, kanton Kampen, gemeente Schokland.
Het bevat het dorp Ens en de Zuiderbuurt, telt 49 huizen, bewoond door 57
huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van 280 inwoners, die meest hun bestaan
vinden in het visschen in de Noord- en de Zuiderzee, en arbeiden aan 's
landswerk.
De Hervormden, die hier 180 in getal zijn, behooren tot de gemeente Ens-en
Emmeloord. De Roomsch-Katholieken, van welke men er 100 aantreft, worden tot de
statie Ens-en Emmeloord gerekend.
Het dorp Ens, ook wel de Molenbuurt genaamd, ligt 3 uur W.N.W. van Zwolle, 2½
uur N.W. van Kampen, in den Zuidoostelijken hoek van Schokland. Men telt er in
de kom van het dorp 38 huizen en 200 inwoners. De Hervormde kerk, welke
buitendijks, aan den Zuidoostelijken hoek des eilands staat, stond vóór de
Reformatie ter begeving van het kapittel van Deventer. Men heeft er eene
dorpschool, welke gemiddeld door een getal van 40 leerlingen bezocht wordt.
Bij dit dorp staat eene vuurbaak, tot gemak der schepen, welke de Zuiderzee
bevaren.
ENS-EN EMMELOORD, kerkelijke gemeente, provincie Overijssel, klassis en ring
van Kampen.
Men telt er 190 zielen, en heeft er ééne kerk te Ens. De eerste, die in deze
gemeente het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest Petrus Aemilius, die in
het jaar 1598, zijne dienst te Oldendorp verlatende, zich hier zocht in te
dringen, dan hoewel hij zich eenigen tijd staande hield, is hij er geen vast
Predikant geweest, en zulks geworden te Broek in Waterland, in het jaar 1601.
Het klassikaal bestuur van Kampen oefent het regt van collatie uit, doch die
klassis verzoekt dan aan den tijdelijken Ambachtsheer van Emmeloord, welke
altijd een Lid der Regering van Amsterdam is, dat het traktement van Emmeloord
door den beroepen Predikant mag worden genoten.
ENS-EN-EMMELOORD, R.K. statie, provincie Overijssel, aartspriester van
Zalland-en-Drenthe.
Men telt er 500 zielen, onder welke 330 communicanten, die eene kerk te
Emmeloord hebben, welke bediend wordt door eenen Pastoor. Onder de vroeger hier
gestaan hebbende Pastoors vinden wij vermeld den door zijne schriften bekenden
Bernardus Doorenweerd, die van hier naar
Kampen verplaatst is, alwaar hij voor eenige jaren is overleden.
EMMELOORD, in oorspronkelijke brieven Emmelwaard of Emmelwerd gespeld, het
Noordelijkste gedeelte van het eiland Schokland, in de Zuiderzee, provincie
Overijssel, arrondissement en 5½ uur N.W. van Zwolle, kanton en 3 uur N.N.W. van
Kampen, gemeente Schokland.
De inwoners generen zich meest met visschen in de Noord- en Zuiderzee, en
arbeiden aan het lands werk, terwijl sommigen vroeger handel dreven in granen,
welke zij met kagen naar Hamburg, Overijssel en Amsterdam vervoerden, doch dit
heeft sedert vijftig jaren opgehouden. De Roomsch-Katholieken, die hier wonen,
behooren tot de statie van Ens-en-Emmeloord, voor welke op Emmeloord thans
(1842) eene nieuwe kerk aan den H. Michael toegewijd, met pastorij gebouwd
wordt. De Hervormden, van welke men er aantreft, worden mede tot de gemeente van
Ens-en Emmeloord gerekend.
Het was vroeger door een dijkje, de landscheiding geheeten, dat van het Westen
naar het Oosten dwars door Schokland loopt, van het zuidelijke gedeelte des
eilands, Ens genaamd, afgescheiden, doch dit dijkje bestaat thans niet meer.
Vroeger, toen hier nog veel land was, werd het aan het Noordoost-einde tamelijk
volkrijk bewoond, maar door het geweld en het inbreken der zee, welke daar ter
plaatse veel land wegnam, waren de inwoners genoodzaakt te verhuizen, en zich in
het Zuiden neder te zetten. Het droeg toen den naam van Maanhuizen, doch vermits
Emmeloord wel het bekendste deel van het eiland was, is de naam van Maanhuizen
allengskens in vergetelheid geraakt.<2>
Men veronderstelt eenige overeenkomst des naams in dien van Hameland of Eemland,
waarvan Schokland ten zuiden door de Zuiderzee is afgescheiden, doch dat het
hier aan vast geweest zoude zijn, is uit de vroegste gedenkstukken van ons
vaderland niet te bepalen. Emmeloord was vroeger, gelijk geheel Schokland,
rondom bedijkt, doch niet zwaar, zijnde voorts buitendijks met riet bezet, thans
echter heeft men, in plaats van dezen dijk, een laag steenen oeverwerk, hetwelk
vrij veel tot het behoud van Emmeloord toebrengt. Bij de minste verheffing van
zeewinden staat het land echter onder water.
De grond binnendijks is zeer laag, veelal uit gebroken land bestaande, zoodat
men over plankjes van het eene land op het andere gaan moet. Alles is hier
moeras, naauwelijks geschikt om te grazen voor koeijen of schapen, welke bij
storm dadelijk uit den modder moeten gehaald worden, zoodat hier jaarlijks
schapen verdrinken.
De huizen staan er op werven van koemist opgehoogd, die met planken en palen wel
moet voorzien worden, om bij overstrooming het water te keeren, dat echter
dikwijls in de huizen vloeit. Vele huizen zijn in het midden afgeschoten, zoodat
ze door twee huisgezinnen bewoond worden. De kerk had weleer een dergelijke
grondslag als de huizen, namelijk van koemist, en was niet vrij van
overstrooming, somtijds wel van 4 tot 5 voeten hoog, doch dit gebouw is in den
jare 1749 met vier en dertig huizen afgebrand, sedert welke tijd de Hervormden
van Emmeloord met die van Ens vereenigd zijn. De grondslag der huizen moet
vroeger veel lager zijn geweest dan thans, daar bij het graven van putten, als
anderszins, op aanmerkelijke diepte, stammen van boomen enz. zijn ontdekt.
Aan het noorden van Emmeloord buitendijks stond weleer een kaap of dagbaak, doch
deze is verdwenen. Men vindt ook aangetekend, dat hier weleer eene kerk gestaan
heeft.
Onderscheidene bijzondere Heeren hebben van oude tijden af het gebied over
Emmeloord gehad. De oudste die men heeft kunnen vinden, is geweest Heer Herman
van Kuinre, die er in het jaar 1445 Heer van was, zoo als blijkt uit eenen
bezegelden brief, welke in handen is geweest van Johannes Sanders, omtrent den
jare 1690 Predikant te Ens. Ook heeft men bescheid van zekeren Heer Gerrit
Loudenbach <1>, woonachtig geweest te Utrecht, en na wiens dood het bezeten werd
door zijne nagelatene weduwe, Vrouwe Barbara van Abcoude enz. De laatste is
geweest Heer Johan van Werve, van wien de stad Amsterdam het gekocht heeft.
Uit hoofde der groote gemeenschap, welke Emmeloord heeft met het naburige Ens,
zijn de provinciën Holland, Friesland en Overijssel, tot welke het eiland
Schokland behoorde, sedert den jare 1710 overeengekomen gezamenlijk zekere
kosten te dragen, ter behoudenis van Ens, waaraan ter beveiliging van de vaart
op de Zuiderzee veel gele-en ligt. Holland zou van iedere zestig gulden, aan
deze kosten besteed, achttien gulden dragen; Friesland tien en Overijssel twee
en dertig. De meerdere of mindere guldens naar gelang; doch in het jaar 1737
heeft Holland zwarigheid gemaakt om langer voor Ens in de kosten te dragen, ten
ware ook Friesland en Overijssel dragen wilden in de kosten van Emmeloord. Wat
hierop verder besloten is, is niet gebleken. Burgemeesteren van Amsterdam
werden, bij resolutiën der Staten van Holland en Westfriesland van den 12
Januarij des jaars 1711, geregtigd om een gelijk ankergeld wegens Emmeloord te
hef-fen, als de provinciën Friesland en Overijssel heften wegens Ens, namelijk
dertig stuivers van ieder schip dat aan Emmeloord ankerde, en in geen dezer drie
provinciën te huis behoorde.
EMMELOORD heeft eene zeer goede haven, welke, in het jaar 1838, voor eene som van 15,500 gulden, voor rekening van het rijk, aanbesteed is, doch wegens het gedurig aanslibben telkens moet uitgediept worden. De bewoners hebben in spraak, gewoonten en kleeding, hunne bijzondere eigenaardigheden, welke hen ten allen tijde van de overige Nederlanders hebben onderscheiden.
A.J. van der Aa
bron: het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, 1842
<1>bedoeld wordt waarschijnlijk Evert Zoudenbalch.
<2>zie ook: Op het spoor van Maenhuizen, Bruno Klappe, Schokker Erf 78, p04-09 (uitgave van de Schokkervereniging ) Op een oude kaart van Schokland is wellicht de plaats van de verdwenen nederzetting Maenhuizen te zien.