Toen de Noordoostpolder aan de oostzijde droogviel (1941) kwamen 800 meter ten zuiden van het huidige dorp Kuinre grote hoeveelheden baksteen boven water. In 1943 volgden ter plaatse opgravingen onder leiding van P. J. R. Modderman, assistent bij het Biologisch-archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. De onderzoekers vonden sporen van een gracht en paalfunderingen van een rond 1200 gebouwde ringmuur, gesitueerd ten westen van de rivier de Kuinder.
De tweede burcht werd, dankzij luchtfoto’s, in 1951 opgespoord. Die burcht lag iets verder landinwaarts aan de andere oever van de Kuinder. Gerrit van der Heide (archeoloog in dienst van de Directie der Zuiderzeewerken) onderzocht de plaats met de quadrantenmethode.
Twee eeuwen lang werden de boeren op het veen – Emmeloord, Urk en omgeving - geregeerd vanuit deze burchten.
De heren van Kuinre zijn in de geschiedenisboeken afwisselend afgebeeld als machtige, respectabele heren en als brute roofridders Het waren oorspronkelijk dienstmannen van de bisschop van Utrecht. Zij wisten in de loop van de dertiende eeuw riddermatig te worden en gedroegen zich daarna vaak als soeverein heerser. Op het grensgebied van Friesland en Overijssel waren ze vaak een pion in de strijd tussen de bisschop van Utrecht, de graaf van Holland en de Friese strijders voor onafhankelijkheid.
Hun autoriteit ontleenden de heren aan de strategische ligging van de burchten bij de monding van de Kuinder en Linde, belangrijke waterwegen naar een uitgebreid achterland. Urk en Emmeloord fungeerden als steunpunten voor de scheepvaart en handel.
Hun inkomsten bestonden uit tolheffing, strandvondsten, boetes en de belasting op bier. Van enkele heren van Kuinre is bekend dat ze aan muntvervalsing deden en het dus niet zo nauw namen met het verschil tussen het mijn en dijn. Zie ook De Heren van Kuinre en hun geld. Met de opkomst van de handelssteden Kampen, Zwolle en Deventer en de toenemende macht van keizer Karel V werd de positie steeds zwakker. De afbraak van de burcht vond plaats tussen 1531 en 1535. De stenen werden gebruikt voor de bouw van een blokhuis aan de monding van het Zwarte Water bij Genemuiden.