Emmeloord, (Eiland Schokland) den 4 Julij 1842
Het kerkgebouw en de pastorij dezer gemeente, welke den geduchte
storm van de 4
en 5 februari 1825 hadden doorgestaan, waren nogthans dermate verzwakt, dat zij
met elk oogenblik dreigden in te storten.
De gemeente welke wegens velerhande rampen in de laatste jaren verarmd was, en
door ruime giften van hunne elders wonende natuurgenooten voor den
onvermijdelijken hongersnood is bewaard gebleven, kon tot herstel van hare
bouwvalligen kerk en pastorij niet het geringsten bijdragen.
Dan eene goedgunstige beschikking van Zijn Majesteit onzen geëerbiedigde Koning
maakte een einde aan het treurige vooruitzigt dat eerlang gene Catholijke kerk
op dit eiland meer bestaan zou.
Naardien bepaald werd dat eene nieuwe kerk en pastorij geheel en al ten koste
van het Rijk zouden worden daargestelt. Reeds het vorige jaar had men den bouw
aangevangen. Nadat denzelven nu geheel voltooid was werd het kerkgebouw heden
plegtig ingewijd door den HoogEerw. Heer H. van Kessel, Aartspriester van
Salland enz. die de arme eilanders aan hunne doorgestane rampen herinnerde en
hun onder het oog bragt hoe zij in hunnen nieuwe tempel zich onder de
bescherming des Allerhoogsten moesten stellen.
Bij dezen gelegenheid hield de WelEerw. heer F.W.A. Jansen, Pastoor te Kuinre
eene
welingekleede en treffende leerrede over 2 Paral.7, 15,16, - waarbij Zijn
WelEerwaarde, de verhevenheid eener Catholijkekerk schetste.
De buitengewone belangstelling welke de gemeente bij het vieren van deze
plegtigheid aan den dag legde doet vertrouwen dat dezelve bij haar lang in
aandenken zal blijven.
Bron: De Godsdienstvriend, Tijdschrift voor den Catholijken, jaargang 1843
Klaas de Vries (Amsterdam) stuurde zijn bovenstaande vondst naar de redactie. Hij tekende nog aan dat de Aartspriester van Salland voor Schokland de hoogste geestelijke was met een min of meer bisschoppelijke waardigheid. Alleen personen met een dergelijke waardigheid mochten volgens het kerkelijk recht een kerk inwijden.
In 1853 stelde het Vaticaan de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in.
Voordien was Nederland zendingsgebied en ressorteerde rechtstreeks onder de
Paus. Een aartspriester de was de hoogste geestelijke autoriteit in ons land.
De prediking tijdens de inwijding ging over enkele ‘Paralellen’, waarmee bedoeld
zal zijn de gelijkenissen uit het evangelie.
Eind 1842 kon de kerk opgeleverd worden.
Toen was er echter geen pastoor (uit de omgeving) die zich beschikbaar stelde om
in de winter naar Schokland te reizen. Ook de aartspriester liet het afweten.
Hij gaf wel toestemming om de kerk oningewijd te gebruiken tot het moment dat
hij naar het eiland kon komen. Dat gebeurde pas in juli 1843.