Klederdrachttekeningen waren eind 18e, begin 19e eeuw zeer geliefd. Op de litho links, getekend door Hendrik Greeven (1787-1854) staat een Schokker visser met enterhaak en hoekwant. Zijn dochter draagt een zootje bot.
Na
de ineenstorting van Napoleon’s wereldrijk herleefden in veel landen de
nationale gevoelens. De hang naar een gemeenschappelijk nationaal verleden nam
ook in Nederland toe en juist in die tijd was een nieuwe tak van onderzoek, de
archeologie, bezig met een studie van de oude Germaanse cultuur. Met de
Romantiek als voedingsbodem verheerlijkte men in versterkte mate de plattelands
- en visserscultuur. Hierin meende men nog de oude zeden, gewoonten en
klederdrachten te herkennen.
De Romantiek beleefde in de eerste helft van de negentiende eeuw haar bloeitijd.
Prenten moesten de lezer in zijn stoel het gevoel geven dat hij zelf op reis
was. In 1828 verscheen bij Buffa en Zoonen een boek met prenten en
klederdrachttekeningen van Hendrik Greeven (afbeelding links). De lithografie beleefde een gouden
tijd tot de fotografie daar na 1850 een eind aan maakte.
Volgens kenners zijn de 56 fraaie litho’s van Valentyn Bing en Braet von Ueberfeldt de beste en betrouwbaarste uit de serie klederdrachten. Hun boek ‘Nederlandsche Kleederdragten’, in folioformaat uitgevoerd met 56 ingekleurde platen, kostte f 70 en verscheen tussen 1850 en 1857 in afleveringen. De nummers 51, 52 betreffen Schokland: ‘Gezicht van de Middelbuurt naar de Zuidbuurt’ van de hand van Braet von Ueberfeldt (afbeelding hieronder) en ‘Eiland Schokland, bijzondere kleeding’ van Valentijn Bing ( 1854). De kleding zou die van Emmeloord zijn. (afbeelding hieronder). Zie ook het artikel van T. de Vries in de Kamper almanak van 1984.
Een betrouwbare waarnemer als Gregorius Mees beschreef de Schokker dracht in 1845 als volgt: ‘De kleederdracht der mannen heeft niets bijzonders meer. Het is het gewone schipperspak. De vrouwen hebben nog iets eigenaardigs in haren tooi, hoezeer de jonge meisjes reeds veel de gewone vastelandskleding aannemen.’ (…) ‘De echte oude vrouwendragt, weinigen hebben die nog alzoo, is een roode baaijen muts en daarover een blaauwe, met geel gestreepten platten bodem; een vest van damast, (middel genaamd) van voren toegeregen met geel koord, en onder dat vest een roode baaijen borstrok met losse mouwen van rood laken, met geel zijden geborduurde streep op den naad’.