Links: oproep tot financiële steun van de arme Schokkers in de Kamper Courant (november 1838)
Oproepen in kranten zijn er in de 19e eeuw veelvuldig geweest. Telkens moest er een beroep worden gedaan op de liefdadigheid van de elders in Nederland wonende mensen.
De hier gepubliceerde oproep dateert uit 1838. Pastoor Bosch en ds De la Couture gingen persoonlijk om hulp vragen in Den Haag. Het was een van de spaarzame momenten waarop katholiek en protestant samenwerkten De moeizame reis naar Kampen was de eerste hindernis. De kerkelijke leiders, zelf ziekelijk, werden met de ijsschuit naar Kampen gebracht. Vandaar ging de reis naar Den Haag. De koning beloofde hulp maar kon uiteraard geen structurele oplossing aanbieden.
De visserij was de enige bron van bestaan. Als die stagneerde sloeg de armoede toe. Op het eiland kon vanwege de brakke grond niets verbouwd worden. Aanvoer van buiten was extra duur. Met zo’n zwakke economische basis hoefde er maar weinig te gebeuren of een groot deel van de vissers dook onder het bestaansminimum. In strenge winters als er niet gevist kon worden nam het aantal behoeftigen snel toe. Zij waren aangewezen op het armenbestuur van de katholieke of hervormde kerk. Maar de bodem van de armenbus was steeds snel zichtbaar. De kerken deden dan een beroep op de gemeente Schokland, maar ook die beschikte over weinig middelen. Daarna werd een beroep op de provincie gedaan, de landelijke kerken en tenslotte op de 'menschenvrienden' in den lande.
In het begin van de jaren dertig bleef, tijdens de strenge winter van 1829-1830 , het aantal bedeelden nog beperkt tot 44 gezinnen (140 personen). Toch dreigden ook toen al mensen van honger om te komen. Het fonds van het Enssergeld moest eraan te pas komen.
De daaropvolgende winter 1830-1831 was nog strenger en de bijkomende storm had
veel dakschade veroorzaakt. De scheepvaart kwam stil te liggen en op 26 november
doofde de lichtwachter de vuurbaak. Op het eiland waren nauwelijks
levensmiddelen voorradig. Aanvoer van buiten was voor bijna niemand meer te
betalen. Het eiland was omgeven door ijsschollen 'ter hoogte van enige voeten'.
Enkele vooraanstaande Kamper burgers, lid van de Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen vormden een Commissie voor noodlijdenden op Schokland. Op het eiland
namen de leden Wichers en Seidel, respectievelijk
onderwijzer op Ens en opzichter van Waterstaat, de taak van distributie op zich.
Het vooroordeel van veel mensen dat er onder de Schokkers veel profiteurs waren
nam toe naarmate het ‘ophouden van de hand’ duurde.. Ook werden de mensen ‘het
geven moe’.
Zo sleepte de ellende zich voort tot in 1859 de ontvolking plaatsvond.