In de nacht van 30 september op 1 oktober 1959 kwamen Kamper studenten als
dieven in de nacht naar Museum Schokland. De overval was in het diepste geheim
voorbereid. De beheerder en zijn vrouw - de familie Van der Heide - waren die
avond nietsvermoedend naar bed gegaan. Alom heerste diepe stilte. De overvallers
werkten geluidloos, klaarden het zware karwei en namen vier ankers, een zware
ankersteen en enkele netverzwaarders mee. De overvallers handelden in opdracht
van hun superieuren, de leden van het studentencorps Fides Quarit Intellectum
van de theologische hogeschool in Kampen. De uitvoerders waren novieten die
‘ontgroend’ werden. De opdracht werd perfect uitgevoerd. Niet alleen werden
bovengenoemde museumstukken meegenomen, maar ook de richtingaanwijzer ‘Museum
Schokland’. Op de plaats van het verwijderde bord werd een nieuwe geplaatst met
het opschrift: 'Museum Schokland met ingang van heden overgeplaatst naar
Kampen'. Het oude authentieke bord stond de volgende morgen bij de
studentensociëteit in de Cellebroederspoort, waar ook de geroofde kunstschatten
waren ondergebracht.
De studenten wilden met de actie duidelijk maken dat Museum Schokland in Kampen
thuishoorde. Daar waren immers de meeste Schokkers naar toe gegaan na de
ontruiming in 1859.
De beheerder van het museum liet het er niet bij zitten. Deze was niet alleen vaardig met de pen maar ook goed van de tongriem gesneden. Hij wist de studenten te overtuigen dat er slechts één rechtmatige plaats van Museum Schokland was: de Noordoostpolder. De studenten beloofden het geroofde terug te brengen. Als plaats van verzameling hadden zij het Enser busplein uitgekozen. Daar stonden reeds twee platte wagens met op één daarvan het Enser fanfarekorps. Beide wagens werden getrokken door een landbouwtrekker en geflankeerd door de novieten met een groene lap op de schouder. Zo ging de stoet richting Museum Schokland.
Bij het museum had zich een groot aantal polderbewoners verzameld. Zij hadden reeds een strijdlied ingestudeerd en op het moment dat de stoet het museum bereikte barstte de menigte uit in: 'Wij zijn niet bang'. Nadat het geroofde was teruggegeven sprak drs. A.P. de Haan, namens de Directie Wieringermeer, de studenten toe. Hij beschuldigde de heren van lafheid. Ze hadden een overval gepleegd op een eiland waar zegge en schrijve maar één man en één vrouw woonden. Tot een terechtstelling kwam het niet, want, aldus de heer De Haan, er was geen beul aanwezig. De brute overval had nog grote gevolgen: de heer Van der Heide vertelde ter plaatse dat er binnenkort een officiële oprichtingsvergadering van de vereniging Vrienden van het Museum zal worden gehouden! En dat gebeurde twee jaar na dato, in 1961. De vereniging heet inmiddels Vrienden van Schokland.
Bron: Jubileumnummer Museum Schokland (1947-1997) De Vriendenkring, 37e jaargang nr.2, Zomer 1997, pag. 38-42I