Gejaagd en gevist werd er volop in de delta van de lage landen, een delta die nu in andere vorm deel uitmaakt van de provincie Flevoland. Er waren ontelbaar veel kreken, geulen en stroompjes., waar een overvloed aan vis geweest moet zijn. Gevonden visgraten hebben dat aangetoond. Er werd op paling, snoek, dunlipharders, baars, meerval en zalm gevist.
In een geul ten zuiden van het huidige Emmeloord (kavel J97) werden einde jaren negentig opgravingen verricht onder leiding van de Provinciaal archeoloog Flevoland André Kerkhoven. Op de plaats van de opgravingen was omstreeks 2000 voor Christus nog getijdenwerking merkbaar, maar was het water zoet gebleven. Opmerkelijk was de vondst van een visweer aan de noordoostzijde van de oeverwal. Dit visweer bestond uit een scherm van palen en staken dat in de geul was gebouwd. In het scherm hingen waarschijnlijk één of meerdere fuiken. Er werd op de laatste dag van de opgraving nog een fuik gevonden. Met een visweer werd de doorgang geblokkeerd voor vissen die op trek of op zoek waren naar voedsel. De lengte van de visweer bedroeg circa 50 meter. Hij bestond uit 120 palen met diameters van gemiddeld circa 15 cm. Een paal die tijdens het onderzoek geheel werd opgegraven had een lengte van meer dan 2 meter. Het is de tot nu toe grootste visweer van Europa.
Het aardewerk dat aan de zuidwestzijde van de oeverwal werd gevonden wijst op meerdere culturen tussen 4500 en 1600 voor Christus. Naast aardewerk uit de Swifterbantcultuur zijn er versierde aardewerkfragmenten van Klokbekers en Wikkeldraadbekers gevonden. Tenslotte nog afvalmateriaal als afslagkrabbers, boren, priemen en pijlpunten.