Pastoor B. Doorenweerd is een interessant man. In 1796 kwam hij als pastoor naar Schokland en al spoedig moest hij ervaren dat ook de leuze vrijheid, gelijkheid en broederschap niet langs het eiland was heengegaan. Integendeel, door deze politieke ontwikkeling waren er twee partijen scherp tegenover elkander komen te staan en het leven op het eiland was vrijwel ondragelijk geworden. Pastoor Doorenweerd meende dat het zijn taak was om vrede te brengen en nadat hij zich onder de eilanders had ingewerkt, wierp hij zich als onpartijdig scheidsrechter in de partijenstrijd op en slaagde op een slinkse manier erin om de vrede te handhaven. Over zijn bemoeienissen heeft hij een interessant verslag nagelaten in zijn afscheidspreek van 25 maart 1808. Deze berust in het archief van het aartsbisdom Utrecht en uit dit stuk willen we enkele bijzonderheden halen om een beeld te schetsen van het leven op dit vergeten eiland.
De toestand op het eiland was op het einde van de 18de eeuw verre van rooskleurig. Patriotten en orangisten hielden elkaar in evenwicht: beide partijen hadden sleutelposities in het bestuur van het eiland en met verbeten woede scholden zij elkander uit en probeerden hun invloed te versterken. Pastoor Doorenweerd beschrijft dit in zijn afscheidspreek als volgt: „Ik vond hier twee gemeentebesturen, een dat het schoutambt aan zich had gehouden en een dat de schout aan het hoofd had. Beide deze besturen hadden hun aanhangers en elke aanhang beweerde het heil der gemeente te bedoelen en was daarom niet weinig op zijn tegenpartij gebeten". Al heel gauw constateerde de pastoor dat het niet meer leefbaar was op het eiland. Aan deze onverkwikkelijke tegenstellingen moest spoedig een einde komen, vooral ook omdat de oeconomische toestanden op Schokland veel te wensen overlieten. Men was in tijden dat er geen goede visvangst was, aangewezen op liefdadigheid.
Toen de pastoor zo'n beetje ingewerkt was, ging hij eens praten met de twee groeperingen maar hoewel hij al zijn overredingskracht aanwendde, haalde het niets uit. Vol teleurstelling constateert bij in zijn preek: „Meer moeite heb ik gehad om de burgertwisten uit de weg te ruimen. Daartoe heb ik geheel anderhalf jaar moeten besteeden". Toen hij bemerkt had dat hij het alleen niet klaar kon krijgen, probeerde hij de centrale regering in Den Haag in te schakelen. Had men niet in deze nieuwe tijd veel meer respect gekregen voor priesters? Er deed zich in 1801 een bijzondere gelegenheid voor. Om het eiland tegen het zeewater te beschermen, was er een soort commissie in Den Haag benoemd en deze mannen konden er in Den Haag op aandringen dat men, om dit op te lossen, een einde aan de tegenstellingen moest gaan maken. Pastoor Doorenweerd vertelt daar over het volgende: „Nadat ik bijna een geheel jaar op de schouders had gedragen en door vriendelijke vertoogen en voorstellen de twistende partijen had trachten bijeen te brengen, doch tevergeefs, wier er uit Den Haag eene commissie gezonden ter gelegenheid dat er te Ens een aanbesteding paalwerk was met de last om naar den toestand van zaken alhier onderzoek te doen naar de heerschende verschillen, zoo mogelijk, te vereffenen". De pastoor stelde .aan de commissie voor om alle gezagdragers te ontslaan en van Den Haag uit nieuwe aan te wijzen en men voelde daar wel wat voor.
Een week later moest de pastoor voor familieaangelegenheden naar het vaste land en dat was in die tijd een hele onderneming. Toen hij weg was maakte men van de gelegenheid gebruik om nieuwe functionarissen te kiezen en zowel de patriotten als orangisten wezen mensen aan. Deze jongeren waren mogelijk nog feller: de tegenstellingen werden daardoor nog groter. Toen de pastoor terugkwam, was hij diep teleurgesteld. Kon er dan nooit vrede komen op het eiland? Hij trok de stoute schoenen aan door zelf bij het ministerie in Den Haag de zaak van Schokland te bepleiten. Hij beschrijft het als volgt: „Ik kon dat niet langer dulden, ik wilde de gemoederen bijeen hebben, ik besloot zelf op eigen kosten naar Den Haag te gaan. Alles liep naar wens en ik kreeg de volmacht om de zaken op beslissende wijze af te doen". Met deze volmachten in handen besloot hij om alle overheidsdienaren te ontslaan en door geheel nieuwe te vervangen. Maar de Schokkers lieten zich zo gemakkelijk niet wegjagen. Zij vroegen aan de pastoor om de volmachten in te mogen zien en zij wisten de papieren zo te vervalsen dat hij nog even ver was als voorheen. Wel waren de Schokkers zo verstandig om niet openlijk de tegenstellingen uit te spelen: „maar thans smeulde het vuur onder de asch" - zo vertelt de pastoor - „de onderliggende partij durfde zich niet meer bewegen, de bevelhebber van het krijgsvolk te Enkhuizen had order op de eerste wenk der regering met 25 mannen naar hier over te steken". Deze gewapende vrede beviel de pastoor niet erg. Hij bleef rapporten sturen naar Den Haag en van die kant kwam er in het najaar van 1801, toen niemand er meer op gerekend had - het was immers gevaarlijk om in de herfst de zee over te steken - hulp. „Nog zegen ik den dag" zo vertelt de pastoor, „waarop ik de eerste tijding op eenen laten avond kreeg dat er zoogenaamde nationale agenten met een rijkelijk bewimpeld en bevlagd vaartuig waren aangekomen om de regeering te veranderen". De pastoor, die zo voor eendracht had geijverd, werd bij de heren ontboden: zij overlegden met hem, hoe ze het beste de verhoudingen op het eiland konden herstellen: het voorlopig bestuur, dat uit twee partijen was samengesteld was naar huis gestuurd en op voordracht van de pastoor „stelde men drie mannen aan, welke diep in de nacht reeds met klokkengelui aan de burgerij wierden bekend gemaakt". Het waren gematigde patriotten, die niets van ruzie moesten hebben en het klaar kregen om de rust op het eiland te herstellen.
In deze affaire hebben we alleen pastoor Doorenweerd aan het woord gelaten. Wij begrijpen heel goed dat het verslag hier en daar wat gekleurd is uitgevallen maar toch is het een interessante bijdrage voor de studie over de Schokker bevolking die in het museum wordt beoefend.
Personalia van Bartholomeus Doorenweerd. Geboren in 1767 te Zwolle, na studies in Duitsland en Frankrijk werd hij in 1790 priester gewijd. Kapelaan te Zwolle statie Koestraat 1790-1796. Pastoor te Schokland 1796-1808. Pastoor te Kampen 1808-1832. Hij overleed in Kampen 1832.
Pastoor B. Voets - Castricum
Bron: Uit het Peperhuis, jaargang 1970, no.3, oktober 1970, p. 26-28