Zeegras, wapen tegen stijging zeespiegel (1929 – 2014)

Dit was de kop van een artikel in De Stentor van 12 september 2011. Er staat in te lezen dat de Waddenvereniging en Rijkswaterstaat die dag een experiment zou beginnen om zeegras terug te laten keren in de Waddenzee.

“Op drie locaties worden, aan de randen van de Waddenzee, de komende tijd zeegrasvelden aangelegd. (Onder de kust van Schiermonnikoog, het Uithuizerwad aan de Groningse kust en Balgzand bij Den Helder). In het Duitse en Deense deel van de Waddenzee is het de laatste jaren teruggekeerd, maar niet in Nederland. Zeegras is een belangrijke graadmeter voor de ecologische toestand van getijdengebieden. Op en in de plant leven organismen die als voedsel dienen voor vogels en vissen. Het geeft vissen beschutting en bescherming en dient als broed en kinderkamer. Zeegras kan dienen als wapen in de strijd tegen de stijging van de zeespiegel. Zeegrasvelden zijn slibvangers. De wadplaten die de kust beschermen, zullen sneller groeien en dus bijdragen aan de veiligheid”. Tot zover een deel van het artikel.

Ook op en rond Schokland bestaan terp- en dijkresten niet alleen uit kleizoden, stro en plakken koemest, maar – zo blijkt uit archeologisch onderzoek - ook uit zeegras, of ‘zeewier, dat op tal van plaatsen in de Lage Landen werd gebruikt voor de bouw van dijken’. Het zeegras groeit in ondiepe zeeën met lange platte stengels en lange lintvormige bladeren en was door de taaiheid hiervoor zeer geschikt.

Wat was/is er met het zeegras gebeurd ?

Onderzoek jaren ‘30

Een aantal weken voor het Stentor-artikel vond ik in een tweedehands boekhandel een rapport over het verdwijnen van zeegras: Rapport van de Commissie tot Onderzoek naar mogelijk verband tusschen de afsluiting van de Zuiderzee en den toestand van de wiervisscherij en andere visscherij benoorden den afsluitdijk (vastgesteld op 24 februari 1937). Mijn belangstelling was gewekt ook omdat ik vlak bij de Afsluitdijk (aan de Friese kant) geboren ben.

Het rapport spreekt vrijwel nooit over zeegras. In de volksmond heet het wier.
Er zijn twee soorten zeegras: groot zeegras (zostera marina ), dit was het winbare wier en klein zeegras (zostera nana ook wel zostera noltii genoemd).

Het winnen van wier gebeurde op drie manieren:
a. in de zomer, op de ondiepe waarden, wanneer het rijp was werd het onder water gemaaid.
b. losgeslagen wier dat in zee dreef werd opgevist.
c. het verzamelen van aan de kust aangespoeld wier
Het wier werd uitgespreid om af te sterven, gedroogd, daarna in zoetwater geweekt daardoor werd het ontzilt en gereinigd, opnieuw gedroogd om daarna in balen geperst te worden van 50 of 100 kg.

Het instellen van een commissie gebeurde op verzoek van betrokkenen bij de wier- en andere visserij ten noorden van de Afsluitdijk. Daarin namen B. en W. van Texel het voortouw. Op 29 juni 1934 gaf de Minister van Waterstaat de Generale Commissie Zuiderzeesteunwet opdracht dat door de Generale Commissie Zuiderzeesteunwet een advies moest worden uitgebracht.  In deze Generale Commissie zouden ook vertegenwoordigers van Den Helder en Texel benoemd moeten worden, namelijk H.H.W. de Boer en K. Vlaming.

De Generale Commissie bestond uit:
H.B. Defour (Lid en voorzitter).
Mr. D. van der Werf (secretaris).
De leden: Ir. V.J.P. de Blocq van Kuffeler, H.H.W. de Boer, A.B. Brouwer, K. Vlaming.

Nadat de Generale Commissie uitgebreid gesproken had met de afdeling Kust-, Rivier- en Binnenvisscherij-onderzoek van het Rijksinstituut voor biologisch Visscherijonderzoek en met de Directeur-Generaal der Zuiderzeewerken, kon het werk aanvangen.
Het lid A.B. Brouwer liet zich bij het onderzoek en de vergaderingen vervangen door dr. B. Havinga, hoofd van de afdeling Kust-, Rivier- en Binnenvisscherij van het Rijksinstituut voor Biologisch Visscherijonderzoek.

De Zuiderzee strekte zich verder uit dan de huidige grens van de Afsluitdijk. Vanaf de Noord-Hollandse kust, de eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en dan naar de Friese kust was voor de afsluiting, de Zuiderzee. Na afsluiting werd het gehele gebied de Waddenzee.

De commissie kreeg als opdracht in hoeverre de Afsluitdijk invloed had op de groei van wier en hoe de invloed was op de visserij. Als er een bevestiging zou zijn dat door de afsluiting deze mensen brodeloos werden dan zouden ze in aanmerking kunnen komen voor de Zuiderzeesteunwet.

Werkwijze

De commissie had de beschikking over ambtelijke rapporten, brieven en praktische deskundigen van de Wieringer vissers vereniging (D.E.T.V.), met als voorzitter de heer Tijsen. Tenslotte zou dr. Havinga contact opnemen met buitenlandse waarnemingsstations om te vernemen hoe het stond met de verspreiding en verloop van een ziekte in wier die in een groot deel aan de oostkust van Noord-Amerika en de Westkust van Europa voorkwam. Ook werd een onderzoek ingesteld op Texel naar de ontwikkeling van zeegras binnendijks.

De gemeente Wieringen exploiteerde het grootste deel van de wierwaarden door ze te pachten van de Domeinen. B en W van Texel schatten de winst tussen 70.000 (€ 31760) en 80.000 (€ 36300) gulden. In Wieringen zijn cijfers bekend hoeveel loon de gemeente uitkeerde aan de wiermaaiers:
1929/30 f.53257,- (€ 24166,-)
1930/31 f. 47107,- (€ 21376,-)
1931/32 f. 36334,- (€ 16623,-)
1932/33 f. 18450.- (€ 8372,-)
1933/34 nihil
1934/35 nihil.

Over de oorzaak van de teloorgang van de wiervisserij waren de meningen verdeeld. Vooral de beroepsgroep weet het aan de afsluiting. De deskundigen wezen op een ziekte (schimmel), die vanuit Amerika via Frankrijk en Engeland, onze kusten bereikte en naar het oosten trok: de 'wasting disease'. Men ontdekte later dat het een eencellig, slijmzwamachtig organisme was met als naam: labyrinthula macrocystis, die ook voorkwam bij ruppia en zannichellia zonder dat het schade deed. Klein zeegras was ongevoelig voor deze eencellige! De ziekte komt vooral voor bij een temperatuur van 16 graden Celsius in zout water op niet droogvallende gronden.

De wetenschappers voerden de volgende bewijzen aan voor het verdwijnen van wier:
1. In 1924 sloot het Amsteldiep. Er was toen nog geen sprake van ziekte maar de stand van het wier ging achteruit.
2. Naarmate de afsluiting vorderde en het sluitgat kleiner werd de groei minder, kwijnde en verdween.
3. Het wier in de onmiddellijke omgeving van het sluitgat bleef het langst in goede conditie. Nadat het gat gesloten was verdween het wier.
4. Het wier tegen de kust van Texel dat door een dam tegen de stroom beschermd was, was behoorlijk gaan groeien, en bereikte een winbare hoogte. Evenals wier dat in het binnenwater stond met een verbinding met het buitenwater. Dit ondanks dat de ziekte hier toen ook al uitgebreid voorkwam.

Haaks daarop luidden de mening van de praktische deskundigen:
1. Er kwam geen water meer bij met een lagere zoutsamenstelling vanuit de Zuiderzee.
2. De gewijzigde waterbeweging in de Waddenzee zorgde dat slib en zand van de wierwaarden gespoeld werd. De wierwortels spoelden bloot waarbij zand over de wierplanten spoelde en de planten verstikten.
3. Door de getijbeweging kwam het grensgebied tussen hoog en laag water langer droog te liggen, waar het wier niet tegen bestand was.
4. Geen slibafzetting meer met een gunstige invloed op de wiergroei nu het water vanuit de Zuiderzee niet meer gelijkmatig over de wierwaarden vloeide.

Een ziekte

De mening van de praktische deskundigen staat haaks op de mening van de wetenschappers die het verdwijnen van de wier toeschrijven aan een ziekte. In 1930 kwam de ziekte het eerst voor in Canada en Amerika. In 1931 in Frankrijk en in 1932 in ons land. In 1933 was de ziekte al over geheel West-Europa uitgebreid van de lagune van Coimbra in Portugal tot Bergen in Noorwegen en ze was in de Oostzee doorgedrongen. In 1934 was ze Kiel genaderd.

Dr. Havinga omschreef de ziekte en het ziekteproces als volgt:
Het ziekteverwekkend organisme was nog niet gevonden, evenmin hoe de ontwikkeling was en wat gunstige of ongunstige processen waren. De eerste verschijnselen van de bladafsterving waren zwarte vlekjes die zich uitbreidden.
Wierblad is hol en bevat een gas waardoor het drijft. Door de ziekte verdween het gas waardoor de planten hun stevigheid verloren en het blad neerviel. In de Waddenzee schijnt het wier langer te worden voor het neerviel. Het zou er op kunnen wijzen dat de ziekte op zijn retour was. Maar de vraag was of de wortels van de zwakke planten ten gevolge van het wegspoelen van slib en zand dit proces zouden overleven.

Dr. E. Wohlenberg wees op een publicatie in het tijdschrift Nord-Elbingen, dat handelde over de zeegrasziekten in de Noordfriese Waddenzee. Bij een bezoek aan onze Waddenzee was er geen ander beeld dan in het Noordfriese gebied. Hij verwachtte dat het lang zou duren voor het zeegras weer in oude fleur terug komt als de schimmel eenmaal verdwenen was. Alle vruchtbare zeegrasgrond zou verdwijnen en de herintroductie zou zeer moeizaam gaan aldus Wohlenberg.

Proefneming

Er werd een dammetje aangelegd op de Nieuwe Schilderswaard aan de Texelse kust. Ook dit bood geen soulaas. Het zeegras was ook daar aangetast. In het binnendijksgebied stond nog wel zeegras dat ogenschijnlijk gezond leek te blijven. Het zoutgehalte was er iets lager dan in de Waddenzee. Een van de reden dat het zeegras daar nog groeide was het voorkomen van de plantensoort snavelruppia (ruppia maritima). In de Waddenzee ontbrak deze geheel!

Eindconclusie van de commissie

De leden van de commissie uit Texel en Den Helder waren het oneens met de conclusie van de overige leden. Zij zagen het aanleggen van de Afsluitdijk als reden voor de verdwijning. Wel of geen ziekte maakte niet uit. In het verleden kwamen ook op de wierplanten de zwarte stipjes wel voor, maar was het wier toch niet verdwenen. Na sluiting van de Afsluitdijk zou het zoete IJsselmeerwater bij lozing in diepe geulen van de Waddenzee terecht komen en zo verdwijnen. Ook was de vloed ongeveer een halve meter hoger dan voor de afsluiting. De gewijzigde omstandigheden door de Afsluitdijk moest de reden zijn voor de verdwijning van het wier. Hier en daar was er nog wel wat wiergroei op plaatsen in de Waddenzee; ziekte of geen ziekte!

De leden van de commissie De Blocq van Kuffeler en dr. Havinga, deelden de opvatting van De Boer en Vlaming niet.
1. Sinds 1932 had een sterke achteruitgang van het wierbedrijf plaats gevonden, waardoor dit bedrijf praktisch was stilgelegd, dit tengevolge van het kwijnen en afsterven van wier.
2. De ziekte kwam langs de hele westkust van Europa en de Waddenzee voor en tastte het wier aan.
3. In de Waddenzee waren door de afsluiting van de Zuiderzee veranderingen opgetreden in getij en waterbeweging maar ook in de toestand van de bodem. Mogelijk dat de samenstelling van het water en de slibvorming, die ook zonder het optreden van de wierziekte invloed op het groeien van wier in de Waddenzee zou kunnen hebben. Het zou plaatselijk van invloed kunnen zijn geweest.
4. De afsluiting van de Zuiderzee en het optreden van de wierziekte waren toevalligerwijs samengevallen.
5. Door de toevallige samenloop - met uitzondering van enkele gebieden op het totale wiergebied die door uitschuren en overspoelen, door zand, waren verdwenen - kon men niet stellen dat door afsluiting het wier verdween.
6. Ook wanneer de Zuiderzee niet afgesloten was zou het wier zijn aangetast. De vraag was wel of het zo erg zou zijn geweest als de Zuiderzee niet was afgesloten. De aanwijzingen waren te onduidelijk om hier een definitief oordeel over te geven.
7. De invloed van de afsluiting zou blijken als de ziekte verdwenen was.
8. Als de wierziekte de reden was van het afsterven in de Waddenzee dan zou ook het herstel plaatselijk onmogelijk worden door gewijzigde omstandigheden na afsluiting. Dat zou dan later moeten blijken.
9. Volgens de tot nu toe gevolgde interpretatie van de Zuiderzeesteunwet zijn niet belanghebbenden in de zin van deze wet zij, die op 25 juli 1918 het bedrijf van wiervisser uitoefenden wanneer dit bedrijf niet werd uitgeoefend in de Zuiderzee, daarbij als grens aannemende de dijk tussen de Noord-Hollandse kust en het eiland Wieringen, dit eiland en de Afsluitdijk, die het met de Friese kust verbindt.
10. Door wetswijziging of gewijzigde interpretatie zou de Zuiderzeesteunwet eventueel van toepassing kunnen worden. Uitbreiding van de werkingssfeer van deze wet was niet gewenst.
11. Mocht na uitwerking van de wierziekte de groei onder invloed van de afsluiting niet of gedeeltelijk tot herstel komen en er blijvende schade zou zijn, dan achtte de Commissie waar nodig, tegemoetkoming op andere wijze dan in de Zuiderzeesteunwet vastgelegd.

De wiervissers en de vissers kwamen, behoudens de conclusie van punt 9 en 10, dus niet in aanmerking voor steun door de Zuiderzeesteunwet!

Zuiderzeesteunwet 1925 (1)

Artikel 1. Verklaringen en uitdrukkingen. Deze wet verstaat onder:
a. ‘belanghebbenden’, hen dien op 25 Juli 1918 hoofdmiddel van bestaan vonden in de uitoefening van de visscherij op de Zuiderzee of in het bedrijf van scheepsbouwer, scheepshersteller, mastenmaker, blokmaker, zeilmaker, nettenmaker, nettenhandelaar, taander, touwslager, mandenmaker, kistenmaker, kuiper, smid, loodgieter, koperslager, vischrooker, vischzouter, vischvervoerder, commissionnair of handelaar in visch, vischventer, leverancier van scheepsbenoodigheden, vischafslager, vischcontroleur, wiervisscher, commissionnair of handelaar in zeegras, eendenhouder of nesthandelaar, (ondermaatse vis, EdB) voor zooverre het gegrond was op de visscherij op de Zuiderzee.
Zij, die op 25 Juli 1918 inkomsten trokken uit fondsen, waaraan Zuiderzeevisschers een deel der besomming plegen af te dragen (zoogenaamde Visschersfondsen), benevens op dien datum in Zuiderzeegemeenten woonachtige visschers, dien de visscherij ter Noordzee uitoefenen, doch hun bedrijf na afsluiting niet kunnen voortzetten en weduwen van belanghebbenden kunnen voor toepassing van dezer wet met belanghebbenden worden gelijkgesteld. Etc.

Na een aantal wetswijzigingen werden de wiervissers gedeeltelijk - zei het voor minder dan de helft van de eis, pas vanaf 1938 schadeloos gesteld!

Iets over Groot zeegras (2)

Groot zeegras komt voor aan de zeekusten van het noordelijk halfrond, maar ook in de Middellandse Zee en tot aan de rand van de poolstreken. In Nederland was het vroeger plaatselijk algemeen en vormde het uitgestrekte vegetaties in de Waddenzee (vijftienduizend hectare). Maar ook in de zeearmen van het Deltagebied. Vroeger kwam het ook voor langs de Friese en de Noord-Hollandse Zuiderzeekust, zuidwaarts tot bij Marken. (In het zoete water van het ontstane IJsselmeer verdween het zeewier). In 1972 kwam in de Waddenzee nog vijfhonderd hectare groot zeegras voor. In 1990 was dit geslonken tot tien hectare. Alleen bij Terschelling en in de Eemsmonding komt het nog sporadisch voor. De reden van het verdwijnen is bodemerosie, troebelheid van het water en vervuiling door Rijnwater. In het Duitse en Deense deel van de Waddenzee, zijn inmiddels wel weer aanzienlijke zeegrasvelden te vinden.

Op enige plaatsen in het Deltagebied komen tegenwoordig nog weer vrij omvangrijke zeegrasvelden voor, met name in het Grevelingenmeer. Daarna schommelde de hoeveelheid sterk, mogelijk door strenge winters. Ook in het Veersemeer en op kleinere schaal in de Oosterschelde komt het nog voor.

Gebruik van zeegras

Het is zeker 500 jaar gebruikt als dijkverstevigingsmateriaal. De oudste meldingen dateren van rond 1300. Voor het aanleggen van dijken werd een dijklichaam van grond aangebracht waarop pakketten metersdik wier werd gelegd dat door rijen, van in zee geheide palen, voor golfslag werd beschermd. De eerste aanslag op de wierdijken kwam rond 1730 toen de paalworm ons gebied binnendrong en grote delen van de palen in de zeewering begon te verwoesten. Daarna raakte het in onbruik doordat men de dijken van puin en stenen begon te voorzien. De walvisvaarders namen vaak geperste balen wier mee. Hiermee stopten ze lekken die door beknelling van het poolijs ontstonden. Het werd gebruikt als dakbedekking en grondstof voor papier. Als vulling van matrassen en kussens bleef het tot de 20ste eeuw in gebruik. De Texelaars voegde een snufje zeealsem (artemisia maritima) toe, dit voor het bestrijden van vlooien!

Hoe gaat (ging) het verder met zeegras?

Als resultaat van een zaadstengel-depositie in december 1998, ontwikkelde zich in 1999 een Groot zeegrasveldje in de buurt van een succesvolle aanplantplaats. Het aantal planten varieert tussen 18 en 800 en lijkt gerelateerd te zijn aan de macroalg-ontwikkeling. Jaren met veel macroalgen zorgde voor weinig planten.
Tussen 2002 en 2005 (3) werd een onderzoek uitgevoerd door de afdeling Milieukunde (Radboud Universiteit Nijmegen) in samenwerking met Alterra Texel, in opdracht van Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) en Rijkswaterstaat Noord-Holland.

Tussen 2002 en 2004 werden 5900 getransplanteerd. De donorplanten werden medio juni op de Hond/Paap in de Eems verzameld en op geselecteerde plaatsen uitgezet.
In juni en juli 2002 werd op het Balgzand, groot zeegras aangeplant. Het verdween binnen twee maanden door een te hoge waterdynamiek. In 2003 werden 4 andere aanplantlocaties gekozen. Twee daarvan lagen bij een mosselbank in het intergetijdengebied, ze bleken te diep te liggen. De twee andere op het Balgzand vertoonden een goede zeegrasontwikkeling. In augustus 2003 lag het overlevingspercentage op 45%, de planten breidden zich uit. Overwintering en opkomst van zaad was matig tot slecht.

In 2004 werd er voor gekozen om de twee succesvolle locaties uit 2003 met aanplant te versterken. Opnieuw lag het overlevingspercentage op 45% , de planten ontwikkelden zich goed. Een inventarisatie van de zaadproductie resulteerde in een schatting van minimaal 10.000 zaden in september 2004. Maar, in het voorjaar van 2005 was, evenals in voorgaande jaren, de kieming van groot zeegras rond de aanplantlocaties gering. Tijdens het groeiseizoen in alle jaren verdwenen goed ontwikkelde planten soms plotseling. De verliezen konden niet verklaard worden. Mogelijk waren het vogels die daar voor zorgden. Op het Balgzand groeide tussen 2002 en 2004 wel een gebied van 250 hectare snavelruppia (ruppia maritima) welke daarvoor niet in de Waddenzee voorkwam!

In 2006 deden dezelfde betrokkenen opnieuw een studie naar Groot zeegras (4). In deze studie zijn variabelen onderzocht die mogelijk een sleutelrol kunnen spelen bij het al dan niet voorkomen van Groot zeegras in de Waddenzee zoals: droogvalduur, lichtbeschikbaarheid, zoutgehalte en nutriënten. Men keek naar de situatie zoals die voorkwam in het begin van de vorige eeuw en de situatie in nabij gelegen gebieden waar het nog voorkomt of voorkwam (Deense Oostzee estuaria, Frankrijk en het Veersemeer).
Uitgaande van de droogvalduur (kolonisatie tot maximaal 20 cm boven laagwater) blijkt dat de Waddenzee nog steeds geschikt is ondanks de veranderde waterstanden door de aanleg van de Afsluitdijk. Instromend water heeft nu een helderheid vergelijkbaar met de zeegrasvelden in de jaren 1930. In ondiep water neemt de troebelheid sterk toe. Sediment wordt door wind en golfslag opgewerveld. In de zone waar zeegras in de jaren 1930 voorkwam (0.5 tot 2.4 m beneden NAP) is de troebelheid verzesvoudigd. In de genoemde periode werd dit effect door de zeegrasvelden zelf teniet gedaan. Zo stabiliseerden de zeegrasvelden zich zelf door sediment vast te leggen waardoor het water helder bleef.
Om nieuwe zeegrasvelden aan te leggen is dus in de eerste plaats een zeegrasveld nodig!!!

De realisatie van herintroductie moest aan de volgende eisen voldoen:
De waterkolom moet helder worden, dit gebeurt niet vanzelf vanwege het ontbreken van zeegras. Een grote hoeveelheid sediment (in suspensie) komt nu op de platen terecht.
Om de vicieuze cirkel te doorbreken, kan een kunstmatig zeegrasveld worden aangelegd om het water tijdelijk te ‘verhelderen’. Aanleg van strekdammen, schermen of netten, aanleg van mossel- en oesterbanken zijn opties. Er zou gezocht kunnen worden naar locaties waar minder opwerveling van fijn sediment voorkomt om kolonisatie van groot zeegras een kans te bieden.
Vanwege het spuibeheer in de Afsluitdijk is de terugkeer van groot zeegras in grote delen van het westelijk Waddengebied onmogelijk vanwege de zoutfluctuaties. Op basis van een gecombineerde evaluatie van het nutriëntenregime, de droogvalduur en het zoutgehalte in de Waddenzee, is het aan te raden, herintroductie in het westelijk deel net onder Vlieland en Terschelling te laten plaats vinden. Dit vanwege gunstige getijdenamplitude en nutriënten-regime. De zoutfluctuaties zijn hier voldoende laag.

Conclusie

Als je de geschiedenis van de wiervisserij en de gevolgen daarvan in ogenschouw neemt lijkt het een bijna heilloze weg om Groot zeegras in de Waddenzee te herintroduceren. Het lijkt bij voorbaat een gelopen race. De opmerking van Dr. E. Wohlenberg in de jaren dertig van de vorige eeuw lijkt bewaarheid te worden. Hoogstwaarschijnlijk zal de kop van het artikel in De Stentor nog (heel) lang op zich laten wachten!

[Red.] Periode 2011-2014

In het najaar van 2011 en 2012 voerde de Waddenvereniging in samenwerking met Rijkswaterstaat Noord-Nederland een experiment uit, waarbij de bijzondere groeiwijze van het groot zeegras optimaal wordt benut. Het groot zeegras heeft namelijk een eenjarige groeicyclus en zaait zich jaarlijks uit. Bij dit experiment werden op een donorveld in Duitsland zaadstengels verzameld. Deze rijpende zaadstengels werden op zorgvuldig gekozen locaties in het Nederlandse deel van de Waddenzee opgehangen in de waterkolom. De rijpende zaden laten binnen enkele weken los en verspreiden zich zo op een vrij natuurlijke wijze. In het voorjaar van 2012 bleek het zeegras daadwerkelijk opgekomen. Ook in het voorjaar van 2013 kwamen de eerste meldingen van zeegras binnen. Het zeegras heeft stand weten te houden in de Nederlandse Waddenzee. Zowel op de in 2012 ingezaaide velden als op de velden van 2011 is zeegras opgekomen! Hiermee is deze proef afgerond. In 2013 en 2014 vindt in het najaar nog monitoring plaats. Ondertussen wordt er gewerkt aan een vervolg samen met het Programma naar een Rijke Waddenzee en Natuurmonumenten.

Voedsel

Zeewier vormt een aantrekkelijke bron van biomassa. Zeewier gebruikt geen kostbaar zoetwater, het legt geen claims op landbouwgronden, zeewier groeit op beschikbare voedingsstoffen uit zee (kan zelfs eutrofiëring beperken), en het heeft tijdens de groei geen pesticiden nodig. Dit maakt zeewier erg geschikt als bron voor energie (suikers), voedsel voor mens en/of dier (eiwitten) en hoogwaardige componenten. Als zodanig kan kweek van zeewier een belangrijke bijdrage leveren aan de overgang naar een bio-based economie.

De visserij

In het rapport staat ook hoe het met de visserij is gegaan. In het rapport zitten los bijgevoegde handgeschreven notities en protesten bij en correspondentie met de minister. Omdat veel van de zaken die de wiervissers ondervonden ook geldt voor de vissers is dat eventuele tweede deel lang zo omvangrijk niet.
[Red. Zeegrasvelden hebben een belangrijke ecologische rol als kinderkamer voor verschillende vissoorten en schaaldieren. Het verdwijnen van het wier heeft dus ook belangrijke negatieve gevolgen voor de visserij. Evert De Boer geeft in de Vriendenkring ook brieven weer ,,die de situatie weergeven “waarin de visserij in het Zuiderzee / IJsselmeergebied volledig op zijn gat ligt door de aanleg van de Afsluitdijk. Bedrijven en mensen die het tij door demonstraties en protesten aan het kortste eind trokken.
Eigenlijk een weerspiegeling van de hedendaagse tijd waarin vangstbeperkingen zijn opgelegd vanwege overbevissing. Maar ook beperkingen van een bedrijfstak als kokkel visserij in het Waddengebied die aan banden is gelegd.
We hoeven maar te denken aan de spieringvisserij waarin De Raad van State de beslissing nam om een visverbod in te stellen op verzoek van Vogelbescherming Nederland! (5) De vissers op spiering verkeren in zwaar weer net als de collega’s uit de dertiger jaren van de vorige eeuw. Het enige dat in de Waddenzee nog rest is garnalenvisserij en mosselzaadteelt.
In 2006 waren in rond het IJsselmeer nog maar 30 bedrijven actief in de visserij.”(6)

Evert de Boer

Literatuur:
(1) Zuiderzeesteunwet 1925 : Mijnwetten.nl
(2) Nederlandse oecologische flora, wilde planten en hun relaties dl. 4, p. 265 – 268.
(3) Herintroductie van Groot zeegras (Zostera marina) in de westelijke Waddenzee (2002 - 2005. (Op Internet onder deze titel te vinden.)
(4) Een verkenning van de groeimogelijkheden van ondergedoken Groot zeegras (Zostera marina) in de Nederlandse Waddenzee. (Op Internet onder deze titel te vinden.)
(5) De Stentor. 21 t/m 27 maart 2012.
(6) http://nl.wikipedia.org/wiki/IJsselmeervisserij.

Enkele belangrijke sites:
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Informatie bulletin. Versie december 2011. DR – Loket.
www.visserijnieuws.nl
http://www.nioz.nl/zeewiercentrum

Dit is een verkorte weergave van de artikelen ‘Zeegras wapen tegen stijging zeespiegel’ van Evert de Boer in De Vriendenkring van 2012, nrs. 1 (p.34-44) en 2 (p.28-35). De redactie heeft enkele nieuwe ontwikkelingen tot 2014 toegevoegd.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl