De bewoners van Schokland worden Schokkers genoemd. Deze benaming voor de bewoners is ouder dan de naam voor het eiland zelf. Pas in de Bataafs-Franse tijd, toen Emmeloord en Ens tot één gemeente werden verenigd, gaf de overheid het eiland de officiële naam Schokland.
In de oudste bronnen komen we vaker de naam Schokkers tegen; voor het eerst in 1590. Enkhuizen vaardigde toen een verordening uit waarin stond dat 'Schockers, Vriesen ofte andere uytheemsche persoonen' bij het (ver)kopen van zeevis eerst naar de afslag dienden te gaan. Ook in de Kamper stadsrekeningen duikt de naam Schokkers geregeld op. Zo noemde men in 1612 schipper 'jonge Jaep van Emmeloort', een 'Schocker' en in 1643 verschijnt in de stadsrekeningen voor het eerst ook de naam 'Schocklant'.
Een kaart uit 1632 van de Kamper IJsseldelta brengt Emmeloord en Ens voor het eerst onder één noemer. Voor de handel en scheepvaart van Kampen was het eiland van vitaal belang. Op de kaart staat bij het Noorderdiep een Kamper bolbaak ingetekend en op de Middelbuurt een molen. Weliswaar worden de dorpen apart vermeld, maar waar eeuwenlang vanwege de bestuurlijke scheiding sprake was van 'het Eiland Ens en Emmeloord', verschijnt nu de gemeenschappelijke naam 'Schockers Aeylandt'. Veel later dus samengetrokken tot Schokland.
De Deventer predikant Jacobus Revius dichtte in 1630 over 'De schockers, die na Urck en Emeloort haer kagen (...) met veel moeyt en weynich voordeel jagen'. Er is wel verondersteld dat het woord Schokker afgeleid is van een type visserschuit met die naam, maar schokkers zijn, evenals botters, pas in de achttiende eeuw gebouwd. Waarschijnlijker is dan ook de relatie met het woord 'schok', een turfachtige, uit gedroogde koemest, bestaande brandstof. In verschillende armoedige dorpen gebruikte de bevolking voor dat doel dit goedkope materiaal. De huizen op Schokland stonden op met koemest opgehoogde werven. Die plakken mest, evenals trouwens de plakken riet, noemde men in verschillende streken 'schokken'.
Ens en Emmeloord kennen een gescheiden ontwikkeling, die reeds lang voor de Reformatie was begonnen. Van de vroegste geschiedenis van Ens weten we nog steeds weinig. De nederzetting (Enedseae of Enesce) heeft waarschijnlijk aan een oude verlande IJsselloop gelegen. Uit de spaarzaam aanwezige schriftelijke bronnen is gebleken dat er al heel vroeg kerkelijke en politieke contacten waren met Kampen. Beide behoorden tot het Oversticht (het latere Overijssel).
Emmeloord maakte een heel andere ontwikkeling door. Op een lijst van het St.
Odulfusklooster van Stavoren uit 1132 staan de kapellen van Emmeloord, Urk en
Nagele. De naam Ens komt daar niet op voor. In de volle en late middeleeuwen
werden Emmeloord en Urk geregeerd door de heren van Kuinre en het geslacht
Zoudenbalch. De bestuurlijke scheiding van Ens en Emmeloord leidde herhaaldelijk
tot irritaties tussen de dorpen. Toen Kampen bijvoorbeeld in 1610 tol hief van
passerende schepen op de IJssel protesteerden de Emmeloorders, die in
tegenstelling tot de Enssenaren geen vrijdom hadden gekregen. Zij kregen te
horen, dat 'soe verre sie eenige vrij doem van tollen alhier begeerden te
genieten, bewijsen mosten, onderhoerigen te wesen entweder vant Sticht van
Utrecht ofte van dese provincie'. Dat konden de Emmeloorders uiteraard niet
bewijzen.
De staatkundige scheiding bepaalde ook mede de plaats waar gevist werd: de
Enssenaren visten bij voorkeur met kleine bootjes in de IJsseldelta op
zoetwatervis, de Emmeloorders daarentegen voeren met grotere schepen ook naar de
westkant van de Zuiderzee.