De
voorzitter en redactiesecretaris van de Vrienden van Schokland, respectievelijk
W. B. G. Derksen en A. Pol, werden op 6 februari 1996 ontvangen door het
echtpaar Landsman in Ens. Het werd een bijzondere ontvangst, want Dirk Landsman
had besloten om zijn 'Schoklandia’ aan de Vrienden van Schokland te schenken. In
juni van dit jaar hoopt de oud-beheerder van
Museum Schokland tachtig jaar te worden. Nu acht hij echter het moment daar
om zijn collectie de gewenste bestemming te geven en te zorgen voor een goed
onderdak. De verzameling blijft gelukkig behouden voor de polder.
De Schokland-verzameling werd op die bewuste dinsdagmiddag aangeboden aan
voorzitter Derksen. Het 'eiland op het droge' was dé grote liefde van zowel
Landsman als zijn vrouw geworden. Die liefde was oud en ontstaan in Zaandijk,
waar Dirk Landsman op 27 juni 1916 werd geboren. Voor een buitenstaander toch
opmerkelijk: die liefde van een Zaankanter voor een eiland, waar slechts een
handjevol waterstaatsambtenaren waren gestationeerd.
'Mijn belangstelling voor het vroegere eiland Schokland dateert al van mijn
schooljaren. Tijdens de aardrijks-undelessen over de Zuiderzee kon de
schoolmeester mij vrijwel niets vertellen over dit eiland. Hij wist alleen dat
er nog paar mensen woonden. Het was genoeg om mijn fantasie te prikkelen, juist
op een leeftijd waarin de boeken van Karl May werden stuk gelezen. In mijn
fantasie zouden, net zoals in de boeken van Karl May, op Schokland ook wel
'wilden’ leven', aldus Landsman.
Het duurde echter tot na de Tweede Wereldoorlog voordat de draad met Schokland
weer werd opgepakt. Toen Landsman van de verplichte tewerkstelling in Duitsland
terugkeerde, kreeg hij van zijn vrouw het boek 'Wijkend water’ van Fred Thomas.
Daarin werd met weemoed verteld over de stervende Zuiderzee, over Schokland en
de ten ondergang gedoemde vissersplaatsjes. De jeugdherinneringen kwamen toen
opnieuw tot leven.
Dirk
Landsman was niet, wat men noemt, een geletterd man qua opleiding. Na de zesde
klas van de lagere school werd hij fabrieksarbeider in de Zaanstreek. Jarenlang
was hij ijzerwerker op een scheepswerf. Maar binnen de muren van de fabriek kon
hij zich niet ontplooien. Hij wilde de ruimte, de vrijheid van de natuur. Maar
de banen in die richting lagen niet voor het opscheppen. In 1957 deed zich een
gelegenheid voor. Hij werd toen laborant-A aan het Instituut voor Oecologisch
onderzoek te Kampen en kreeg onder andere als studieobject het leven van
vliegen. Toen bovengenoemd instituut naar Arnhem verhuisde ging hij niet mee.
Door bemiddeling van G. D. van der Heide,
de toenmalige beheerder van Museum Schokland, werd hij in 1964 assistent van het
Scheepsarcheologisch museum te Ketelhaven.
Voortaan stond hij in dienst van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
(RIJP). Landsman volgde in 1974 Van der Heide op toen deze vertrok naar het
Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Zijn droom ging in vervulling toen het gezin in
hetzelfde jaar naar de pastorie op de Middelbuurt verhuisde. Daar woonden zij
zonder buren. Ze waren bij wijze van spreken heer en meester op de terp. Vanuit
de pastorie kon hij het ‘kerkvolk’ een beetje in de gaten houden. De kerkgangers
waren de museumbezoekers. In de tijd dat Landsman beheerder was, werden de
bodemvondsten van het nieuwe land in de kerk geëxposeerd. Het was voor hem en
zijn vrouw een boeiende tijd. Dirk Landman kon er zijn talenten ontwikkelen.
In de pastorie ontving het echtpaar veel mensen, die allen de liefde voor
Schokland gemeen hadden. Ontelbaar vaak was mevrouw Landsman gastvrouw. Onder de
gasten bevonden zich ook mensen, die Schokland nog persoonlijk kenden uit de
tijd dat het nog een eiland was. Dat was de directe aanleiding voor Dirk
Landsman om contacten te leggen, interviews af te nemen en op de band op te
nemen. Zo staan er lange gesprekken op de band met de lichtwachterfamilie
Schuurman.
Landsman schreef later ook een boekje over Schokland, een zeer persoonlijk
geschreven werk <1> met een grote verscheidenheid aan onderwerpen. Tot de
verzameling ‘Schoklandia' behoren de waardevolle fotoalbums, waarin zich onder
andere de originele foto’s bevinden uit bovenstaand boekje. In het kamertje
boven liet hij op die bewuste middag meer van zijn kunnen zien w.o.
beeldsnijwerk, schilderwerk en door hem opgezette dieren. Met plezier draaide
hij in dat kamertje zijn zelf gemaakte film over Schokland uit de jaren
zeventig. Zijn meesterwerk. In een film van circa twintig minuten maken we de
vier jaargetijden mee op Schokland. Prachtige opnamen (met begeleidende muziek)
van vlinders, bloemen, het kerkje en de haven van Oud -Emmeloord.
Lezers van deze krant, die iets meer willen weten van Landsman’s passie voor de
natuur, kunnen terecht in de jaargangen van 'de Vriendenkring'.
Daarin schreef hij de vele stukjes onder het pseudoniem Pir, het koosnaampje dat
zijn moeder hem gegeven had. (In de gemeenschappelijke bibliotheek te Emmeloord
zijn de jaargangen aanwezig).<2>
De erfgenamen - de vereniging Vrienden van Schokland - krijgt met 'Schoklandia’
de beschikking over dozen vol dia's, foto's, negatieven, maar ook boeken en
tijdschriften. Er moet nog een inventarislijst opgemaakt worden.
Het was wel even wennen toen het echtpaar in 1981 de pastorie verliet en naar
Ens verhuisde. De overgang was groot. Vanuit de pastorie hadden zij een wijds
uitzicht over het polderland. In Ens betrokken zij een rijtjeswoning met aan
weerszijden buren..Op de Middelbuurt kwam het echtpaar na de verhuizing steeds
minder. Daar veranderde zoveel … De terp werd volgebouwd met nieuwe houten
huisjes en de bomen verdwenen vrijwel allemaal… Het oude vertrouwde was
verdwenen.
Een enkele keer kwam Landsman naar de terp om voor de Vrienden van Schokland een
spreekbeurt te houden. Zo vertelde de 78-jarige op 6 oktober 1994 nog eens met
smaak over Schokland, toen het nog een eiland was. De kerk was afgeladen vol:
alle banken waren bezet. Dat moet hem veel voldoening hebben gegeven.
Aaldert Pol
“Schoklandia” bevindt zich in Museum Schokland
1 D. Landsman, Schokland eens een eiland. Uitgave IVN
-afdeling Noordoostpolder en omstreken,1985.
2 Collectie jammer genoeg in 2014 verhuisd naar Erfgoedcentrum Lelystad
Bron: De Noordoostpolder, 22 februari 1996