In 1990 deed ik bij het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland onderzoek ten behoeve van mijn vorig jaar herdrukte boek over de geschiedenis van Schokland. Ik ontdekte destijds al snel dat er over Schokland niet alleen veel geschreven is, maar ook dat er in de oogst aan historische literatuur heel wat kaf tussen het koren zit. Het verleden van het voormalige Zuiderzee-eiland kent niet alleen vele gezichten, maar ook geschiedschrijvers die het met de fundamenten van hun beweringen niet altijd even nauw hebben genomen. Op zichzelf is een creatieve omgang met gegevens waaruit het beeld van ons verleden kan worden opgebouwd niet vreemd. Iedere historicus, zowel de amateur als de professional, benadert zijn onderwerp van studie immers vanuit een bepaalde, al dan niet expliciet geformuleerde invalshoek. Hoewel de historische waarheid evenveel gezichten heeft als bestudeerders, mag van de geschiedbeoefenaren wel worden verwacht dat ze zorgvuldig met de bronnen van hun kennis omgaan. Ook dienen ze hun visies te toetsen aan bevindingen van anderen. Alleen daardoor wordt onze historische kennis vergroot en komen we dichter bij hetgeen er in vroeger tijden 'werkelijk' gebeurd is.
Hoe oude en nieuwe bevindingen hun bijdragen hebben geleverd aan het
geschiedverhaal van Schokland wil ik hier illustreren door vier thema's voor het
voetlicht te halen. Allereerst komt de historisch -geografische ontwikkeling van
het eiland aan bod. Vervolgens is er aandacht voor de religieuze situatie op
Schokland vanaf het einde van de zestiende eeuw tot aan de ontruiming van 1859.
De spreekwoordelijke Schokker armoede is het derde onderwerp dat zal worden
behandeld. Tenslotte wordt er stilgestaan bij het eiland als cultuurhistorisch
monument.
Opgemerkt moet worden dat de hierboven genoemde vier thema's uit het Schokker
verleden door mij voor het eerst op 12 maart 1998 in een voordracht voor de
Vrienden van Schokland naar voren zijn gebracht. Ik kon bij die gelegenheid
beschikken over een groot aantal dia's die het gesproken woord ondersteunden. In
deze bijdrage, die op mijn lezing is gebaseerd, moest om praktische redenen de
illustrering van de tekst beperkt worden gehouden, De titels in het
literatuurlijstje aan het einde van mijn artikel bieden belangstellenden echter
heel wat interessant aanvullend beeldmateriaal.
De historisch-geografische ontwikkeling
Schokland geniet thans vooral bekendheid als een Zuiderzee-eiland dat eeuwenlang bedreigd werd door oprukkend water. In het midden van de negentiende eeuw was het niet meer dan een smal stukje drassig land met een lengte van nog geen 5 kilometer en een gemiddelde breedte van 235 meter. Toch is Schokland pas aan het einde van de late middeleeuwen een eiland geworden en is de historisch -geografische ontwikkeling vanaf het begin van onze jaartelling gecompliceerder dan menigeen denkt. In het bekende boekje Het Zuiderzeeprojekt in zakformaat, waarvan in 1995 een vierde druk verscheen, wordt er nog steeds van uitgegaan dat Schokland rond 1300 een eiland was geworden. Het Flevomeer uit de eerste eeuwen van onze jaartelling had zich toen reeds getransformeerd in het middeleeuwse Almere, een groot binnenwater met verbindingen naar de Noordzee. Ook zou Schokland lange tijd met Urk verbonden zijn geweest.
Geologisch onderzoek en een betere datering van vroeger gedane archeologische vondsten hebben inmiddels tot een ander historisch -geografisch beeld geleid. In het oostelijk Zuiderzeebekken was in de eerste eeuw van onze jaartelling nog heel wat land te vinden. Weliswaar vond er daarna veel landafslag plaats, doch Schokland bleef tot in de late middeleeuwen een verbinding houden met het gebied nabij Elburg. Al ruim voor 1200, misschien wel reeds voor 1000 raakten Schokland en Urk van elkaar gescheiden. Oude oorkonden waarin Urk wordt vermeld hebben dan ook geen betrekking op Schokland, hoewel daar vroeger wel van werd uitgegaan. Dijksporen en archeologische vondsten duiden al evenmin op een verbinding tussen Urk en Schokland na de tiende eeuw.
Indien Schokland tot circa 1450 met het vasteland verbonden is geweest, kunnen de handelsroutes over de Zuiderzee niet die tracés beschreven hebben, die op verschillende reconstructiekaartjes staan aangegeven. Het eiland was immers een schiereiland en er kon dus niet om Schokland heen gevaren worden. Hoe wij ons de handelsroutes in het oostelijk Zuiderzeebekken tot in het midden van de vijftiende eeuw moeten voorstellen is niet duidelijk en vraagt nader onderzoek. Pas in de eerste decennia van de zestiende eeuw is Schokland met zekerheid een eiland. Er zijn oude kaarten bewaard gebleven die een visgebied tussen de IJsselmonding en Schokland en een geheel door water omgeven stuk land laten zien. De vorm van het Zuiderzee-eiland verandert in de cartografie van de zeventiende en achttiende eeuw nauwelijks, ofschoon bekend is dat ook in die tijd behoorlijk wat landafslag heeft plaatsgevonden. Eerst aan het einde van de achttiende eeuw wordt de weergave van Schokland op kaarten realistischer. Landmeetkundige activiteiten lagen daaraan ten grondslag. Zij leverden ook in de negentiende eeuw betrouwbare gegevens over de historisch -geografische ontwikkeling van Schokland. Steeds weer bleek dat de bodemgesteldheid van Schokland bijzonder zwak was en dat de bewoonbare gedeelten van het eiland daardoor in omvang afnamen. Ondanks maatregelen om de omvang van Schokland door palenschermen of dijkjes te fixeren, werd de kustlijn van het eiland steeds korter.
Ofschoon Schokland in 1859 ontvolkt raakte, zorgde het waterstaatkundig belang ervoor dat het eiland niet aan de golven werd prijsgegeven. Derhalve werd het eiland ook in verschillende plannen voor afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee opgenomen. Uiteindelijk ging Schokland deel uitmaken van het polderontwerp van de Noordoostpolder. In deze droogmakerij ging het voormalige Zuiderzee-eiland in 1942 voor anker. Daarmee werd de omvang van het gebied definitief vastgelegd en was Schokland weer eiland af.
De religieuze situatie
In de literatuur over Schokland is altijd veel nadruk gelegd op het feit dat
vanaf het einde van de zestiende eeuw protestanten en katholieken op het eiland
samenwoonden.
Veelal werd deze religieuze coëxistentie gesignaleerd met een soort
verwondering. Doch reeds lang is bekend dat op vele plaatsen in de Republiek der
Verenigde Nederlanden katholieken hun geloof konden praktiseren. Het was in die
Nederlandse statenbond met een uitgesproken gereformeerde signatuur zelfs
mogelijk dat vooraanstaande bestuurlijke posities door 'oude' gelovigen werden
ingenomen.
De woonbuurt Emmeloord, gelegen op het noordelijk deel van Schokland, bleef tot
in het midden van de negentiende eeuw nagenoeg geheel katholiek. De
woonbuurt
Ens ging aan het einde van de zestiende eeuw wel naar de 'nieuwe religie' over,
althans er werden daar vanaf 1598 predikanten beroepen. Veel enthousiasme bracht
deze overgang bij het kerkvolk niet teweeg. De Ensenaren hielden nog lange tijd
vast aan oude gebruiken, hetgeen in de zeventiende eeuw herhaaldelijk aanleiding
gaf tot klachten van de gereformeerde voorgangers.
Dat kerkelijke autoriteiten veranderingen wisten te bewerkstelligen, betekende
geenszins dat de heren die de wereldlijke macht op het noordelijk deel van
Schokland bezaten daar automatisch mee instemden. Zij waren de katholieke
religie toegedaan en van hen kon niet worden verwacht dat zij het nieuwe geloof
actief zouden bevorderen. De heren gingen ertoe over met de kerkelijke
autoriteiten in Overijssel, waar geheel Schokland in religiosis onder
ressorteerde, een machtsspel te spelen, waarvan de katholieken hun profijt
trokken. In 1697 kon apostolisch vicaris Petrus Codde, de hoogste katholieke
gezagsdrager van de Hollandse Missie, ongehinderd het eiland met een driedaags
bezoek vereren. Bij die gelegenheid werd aan 152 gelovigen het vormsel
toegediend.
Nog in de achttiende eeuw moest herhaaldelijk de betrokkenheid van een dominee
bij doop, huwelijk of begrafenis worden afgedwongen. De eilanders bleven een
voorkeur aan de dag leggen voor de diensten van een pastoor of kapelaan. Het
samenleven van katholieken en protestanten leidde wel tot gemengde huwelijken,
iets wat door de autoriteiten van alle kerkelijke gezindten met weinig
enthousiasme werd gadegeslagen. In de kleine gemeenschap van Schokland waren
dergelijke echtverbintenissen, die 'gespikkelde huwelijken' werden genoemd,
echter onvermijdelijk.
De verhouding tussen de bedienaren van de verschillende religies konden tot in
het begin van de negentiende eeuw worden aangemerkt met begrippen die rangeerden
tussen de termen -vijandig en koel. Pas na de grote stormramp van1825, die
Schokland ernstig teisterde, kwam het tot een toenadering tussen de pastoor en
de predikant. Er werd sindsdien samengewerkt bij
het herstel van stormschades en de bestrijding van de armoede. Voor beide
kerkgenootschappen kwamen er nieuwe gebouwen tot stand. De pastoor en de dominee
behoorden trouwens tot de laatsten die Schokland in 1859 verlieten
De Schokker armoede
Schokland werd in het midden van de negentiende eeuw ontruimd omdat het provinciaal bestuur van Overijssel en het Rijk voortdurend moesten bijspringen om de gemeentelijke kas kloppend te maken. Door de geringe financiële draagkracht van de bevolking waren er al decennia lang tekorten op de begroting. De visserij bracht structureel te weinig geld in het laatje, zodat een toekomstige verbetering van de inkomenspositie van de Schokker bevolking niet reëel leek. Op aanvullende inkomsten uit landbouwkundige activiteiten hoefde gezien de drassige bodemgesteldheid van het eiland niet gerekend te worden.
Wie de verschillende prenten bekijkt waarop aan het einde van de achttiende en in de negentiende eeuw Schokland en zijn bevolking zijn afgebeeld, ziet hierop niets van deze armoede. De afgebeelde mensen, die merendeels vanwege hun klederdracht zijn geportretteerd, lijken goed gevoed en in een blakende welstand te verkeren. De omgeving waarin ze zich bevinden, ziet er zo niet welvarend, dan toch keurig opgeruimd uit. Ook in gepubliceerde reisbeschrijvingen komen de Schokkers er over het algemeen goed vanaf. Als er al aan het armoedig bestaan van de Schokkers gerefereerd wordt, dan lijkt dit eerder te maken te hebben met een romantische blik op het primitieve bestaan van een eenzame vissersbevolking dan met het realistisch weergeven van de dagelijkse beslommeringen. Hetzelfde kan worden gezegd met betrekking tot de prenten. Toch is uit verschillende gedrukte en ongedrukte bronnen bekend dat de Schokkers het in de negentiende eeuw niet breed hadden. In kranten verschenen regelmatig oproepen voor geldinzamelingen ten behoeve van de arme bevolking. Ook in brochures werd opgeroepen de nood van de eilandbevolking te lenigen. Daarnaast werden in de loop van de jaren veertig van de vorige eeuw op Schokland een paar katoenweverijtjes ingericht met het oog op verbetering van de gezinsinkomens. Afdoende resultaat had deze werkverruiming niet.
De bevolking hield het hoofd boven water door de karige inkomsten uit visvangst te paren aan ontvangen liefdadigheidsgelden. Volgens sommigen maakten de giften de Schokkers inactief. De eilanders zouden zich niet bekommeren om enige verbetering in hun situatie. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de Schokkers zelf de uitzichtloosheid van hun bestaan op het eiland hebben ingezien. Toen de ontruiming van Schokland onafwendbaar bleek, hebben de eilanders zich nauwelijks verzet tegen de verhuizing naar andere plaatsen in het Zuiderzeegebied. In oudere literatuur wordt ten onrechte gemeld dat de Schokkers niet erg bereidwillig zouden zijn geweest om hun geboortegrond te verlaten. De verhuizing van de eilandbewoners vond trouwens plaats als een soort minnelijke schikking. De Schokkers kregen 2¼ maal de geschatte waarde van hun eigendommen vergoed, benevens een tegemoetkoming in de verhuiskosten van honderd gulden. Wel werd van hen verwacht dat ze hun woningen tot op het maaiveld zouden afbreken. Ook al mochten sommige Schokkers of hun nazaten later heimwee hebben gekregen naar hun voorvaderlijk stukje grond, in 1859 hadden de eilanders er weinig bezwaar tegen elders een nieuw leven te beginnen. Realiteitszin kan de laatste bewoners van Schokland niet worden ontzegd
Schokland als cultuurhistorisch monument
Voor Schokland bestond al in de negentiende eeuw cultuurhistorische interesse. De leefomstandigheden van een geïsoleerde eilandbevolking en de klederdrachten trokken verschillende malen de aandacht. Ook rond 1900, toen het 'eigene' van Nederland sterk naar voren werd gehaald, en in de jaren dertig, toen met name de journalist Fred Thomas de lotgevallen van het eiland en zijn bevolking onder de aandacht van een breed publiek wist te brengen, stond Schokland meermaals in de schijnwerpers. Het is dan ook geenszins vreemd dat de Directie van de Wieringermeer, die na het droogvallen van de Noordoostpolder met de inrichting van dit nieuwe land belast was, ermee instemde Schokland als cultuurhistorisch relict te bewaren.
De vorm van Schokland werd in het nieuwe polderlandschap gemarkeerd door het voormalige eiland te omzomen met beplanting. De oude woonterpen op het eiland waren al in de vorige eeuw van bomen voorzien. Het kerkje van Ens op de Middelbuurt, dat in 1859 niet was afgebroken, kreeg eind jaren veertig een bestemming als historisch, geologisch en archeologisch museum. In 1981 kwam er een educatieve gesteentetuin tot stand in het Schokkerbos, een natuurgebied dat tegen de westrand van het voormalige eiland ligt. Het havenbekken van het vroegere Emmeloord werd zodanig gereconstrueerd, dat een bezoeker thans een indruk kan krijgen van de hoeveelheid boten die hier afgemeerd konden worden. Archeologisch onderzoek nabij Schokland in de jaren tachtig, met name op de bekende kavel P14, maakte duidelijk welke belangrijke sporen van vroegere bewoning en landgebruik hier nog voorhanden zijn. Het is met name de archeologische betekenis van Schokland en zijn omgeving die ertoe heeft bijgedragen dat het eiland werd genomineerd voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO en daar uiteindelijk in december 1995 ook op terechtkwam. Het eiland werd daarbij aangemerkt als een voorbeeld van de Hollandse strijd tegen het water. Enerzijds betekende deze plaatsing een verbreding van de cultuurhistorische betekenis van Schokland (het eiland gold immers als exemplarisch), anderzijds werd ook duidelijk waarin de betekenis van het 'droge' eiland zelf ook nu nog ligt. In Museum Schokland is geprobeerd aan beide facetten aandacht te besteden.
Tot besluit
Door vier thema's uit de geschiedenis van Schokland te belichten, is geprobeerd enigszins te verduidelijken dat ons beeld van het Schokker verleden voortdurend aan verandering onderhevig is. De bestudering van en het publiceren over Schokland zuilen doorgaan, niet alleen omdat het verleden van het voormalige Zuiderzee-eiland en zijn bewoners zo boeiend is, maar ook omdat de geschiedenis van Schokland steeds aan gewijzigde inzichten moet worden aangepast. De Schokker geschiedbeoefening is geen statisch gebeuren en beoogt telkens opnieuw te komen tot een zo compleet en zo juist mogelijk historisch beeld van een in vele opzichten weerbarstig eiland.
André J. Geurts, Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad
Bron: De Vriendenkring, nr.3 Herfst 1998, pag.11-23
Enige literatuur:
- H. J .J. C. M. van Blerck, 'Schokland in de landschapsplannen voor de
Noordoostpolder', Stedebouw en Volkshuisvesting 73 (1992) nr. 5, 4-11.
- Boeiend verleden. Geschiedenis van het Zuiderzeegebied. RIJP ed. (2e druk; z.
p. 1982).
- A. K. Bootsma en R. Bootsma-Halma, 'Honderdvijftig jaar na dato. Een
demografisch onderzoek' in: Bijdragen uit het land van IJsse! en Vecht. 4e
Bundel IJsselakademie (Zwolle
1981) 103-127.
- A.K. Bootsma en R. Bootsma-Halma, 'Schokker luyen 'geregeld' naar school?
Onderwijs op Schokland in het begin van de 19de eeuw' in: Drooggelegd land -
blootgelegd verleden. Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland [3] (Lelystad
1993) 69-86.
- P.J. Bouman, Hef verlaten eiland. Schokland in 1859 ontruimd (Urk 1985).
- W. Braams, 'Middeleeuws Schokland', De Vriendenkring 38 (1998) nr. 1 (lente)
15-26.
- R. H. A. van Duin en G. de Kaste, Het Zuiderzeeprojekt in zakformaat (4e druk
Lelystad 1995).
- P.J. Ente, 'Het ontstaan van de bodem van de IJssel Vecht 'Delta': West
-Overijssel, Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland' in: Bijdragen uit het land
van IJssel en Vecht. 1e Bundel IJsselakademie (Zwolle 1977) 6-15.
- E. F. Gehasse, Ecologisch -archeologisch onderzoek van het Neolithicum en de
vroege bronstijd in de Noordootffpoldef met de nadruk op vindplaats P14. Gevolgd
door een overzicht van de bewoningsgeschiedenis en bestaanseconomie binnen de
Holocene Delta. Proefschrift Universiteit van Amsterdam (z. p. 1995).
- A. J. Geurts, 'De bevolking van Schokland in het oordeel van tijdgenoten',
Tagrijn [Periodiek van de Vereniging Botterbehoud] (1993) nr. 4 (december) 17-24
- A. J. Geurts, 'De historie van Flevoland, de Flevolanders en hun eilanden'.
Ach lieve tijd. De historie van Flevoland en de Flevolanders 10 (Zwolle 1991).
- A. J. Geurts, 'Museum Schokland vijftig jaar; Een bijdrage tot de Flevolandse
museumhistorie' in: 'Dwarsliggers komen in IJsselmeergebied niet voor'. Cultuur
Historisch Jaarboek voor Flevoland [7] (Lelystad 1997) 9-32 en afb. op 8.
- A. J. Geurts, 'Het Schokker verleden in beeld; Een kritisch tweeluik' in:
Drooggelegd land – blootgelegd verleden. Cultuur Historisch Jaarboek voor
Flevoland [3] (Lelystad 1993) 107-117.
- A. J. Geurts, Schokland. De historie van een weerbarstig eiland. Publikaties
van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland 56 (2e druk Lelystad 1997; 1e
druk Zutphen 1991)
-. A. J. Geurts, 'Schokland is een eiland gebleven', Tagrijn [Periodiek van de
Vereniging Botterbehoud] (1991) nr. 4 (december) 5-12
- A. J. Geurts en B. A. J. Klappe, 'Pastoor in eenzaamheid. Het verblijf van J.
de Swart op Schokland (1842-1845)' in: En het land was niet langer woest en
ledig. Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland [1] (Lelystad 1991) 95-104.
- A. J. Geurts en B. A. J. Klappe, 'Schokland revisited; De laatste kerk van het
oude Emmeloord' in: Schokland revisited. Cultuur Historisch Jaarboek voor
Flevoland [2] (Zutphen 1992) 83-94 en afb. op 82.
- G. D.van der Heide, Van landijs tot polderland. Tweeduizend eeuwen
Zuiderzeegebied. Corona -reeks 25 (2e druk; Amsterdam 1965).
- J. W. H. Hogestijn, 'Schokland in de late Middeleeuwen' in: Schokland
revisited. Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland [2] (Zutphen 1992) 95-112.
- J. W. H. Hogestijn, M. H. Bartels en F. J. Laarman, 'Archeologisch onderzoek
van twee terpschaduwen op kavel J77 (gemeente Noordoostpolder)' in: Ruimte voor
verandering. Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland [4] (Lelystad 1994)
77-95.
- B. Klappe, Pastoors, predikanten en vuurstokers van het eiland Schokland (Urk
1993).
- 'Een opzienbarende nieuwe visie over de ontwikkeling van Schokland in de late
Middeleeuwen ', De Vriendenkring 33 (1993) nr. 2 (zomer) 19-25.
- De Vriendenkring 37 (1997) nr. 2 (zomer) [= Jubileumnummer '1947-1997 50 jaar
Museum Schokland].
- J. Wigéri van Edema, 'Oude prenten van Schokland' (1-6), De Vriendenkring 32
(1992) nr. 2 (zomer) 8-10; idem 32 (1992) nr. 3 (herfst) 9-12; idem 33 (1993)
nr. 1 (lente) 14-16; idem nr. 2 (zomer) 14-15; idem nr. 3 (herfst) 20-21; idem
nr. 4 (winter) 20-21