Onderwijzers op het eiland Schokland in de Franse tijd (3)

Jacob Venema (1807-1810)

Financiële problemen

Jacob Venema werd op 1 december 1807 op Ens aangesteld.<1> Hij kreeg vermoedelijk een volwaardig traktement. Dit valt af te leiden uit het afgewezen verzoek van het Emmeloords bestuur, eind 1807, om de weduwe van Mommendé een jonge meester toe te voegen "op den voet als dit jaar te Ens geschied is". Het kreeg te horen dat dit tegen de regels was en dat er op verzoek van opziener Sanders een eind aan was gemaakt.<2>
De burgemeesters van Ens en Zuiderbuurt dienden eind 1807 - hun brief is niet gedateerd - een rekest in bij de landdrost. Zij gaven te kennen, "dat wij op nieuw voor zover wij tot hier toe bespeuren, met een goede school onderwijzer begunstigd zijn, en dat de Jeugd zich reeds met geen minder genoegen naar de school begeeft dan te voren.”<3>
Ens had in Jacob Venema een goede onderwijzer, maar een groot aantal kinderen was niet in staat om van zijn onderwijs gebruik te maken. Hun ouders konden hun geen geld voor inkt, papier, pennen, boeken en leien meegeven. En omdat de kinderen op Emmeloord alle schoolbehoeften en de onderwijzer zijn volle traktement van f 365,- van het rijk kregen, vroegen zijn Ens op dezelfde manier te behandelen. De landdrost stuurde het rekest voor advies naar opziener Sanders door.<4> Deze toonde begrip voor de verzoeken.

"De gemeente van Ens is over 't geheel nog armoediger als die van Emmeloord. De ingezetenen zijn niet in staat de schoolbehoeften te koopen en schoolgelden te kunnen betalen". De reeds lang verwaarloosde jeugd bleef voor een groot gedeelte van onderwijs verstoken. Het was niet rechtvaardig dat een nog meer verarmde buurt dan Emmeloord 75 gulden schoolgeld moest opbrengen. Hij beval de diep neergedrukte inwoners in de vaderlijke zorg en liefde van de landdrost aan. "Hoe belangrijk zijn toch die inwoonders voor ons Vaderland! Hoe vele geschikte personen voor de zeedienst kunnen deze eilanders voor onzen Koning opleveren, indien zij wel onderwezen werden! Hoe dienstig zijn over 't geheel deze bewoners aan de zeevaart en visscherij!".<5>

Sanders rekende de bewoners van Ens volgens de tijdgeest af op hun maatschappelijk nut. Feit is dat in 1812 twintig Schokkers bij de marine werkten, zij het niet in dienst van de koning, maar van de keizer vanwege de inlijving van het land in 1810 bij Frankrijk,<6> Ondertussen bleven er zorgen over het inkomen van Jacob Venema. Niet alleen werd er geen haast gemaakt met het geven van het volle traktement van 365 gulden, op 5 augustus 1808 bleek hij nog helemaal geen geld te hebben ontvangen!<7>
Het optrekken van zijn traktement was ook op 6 juli 1810 nog niet gerealiseerd, want toen vroeg de kerkenraad van Ens om het traktement van de onderwijzer op gelijke hoogte te brengen met de 365 gulden van de onderwijzer op Emmeloord.<8> Geen wonder dat Venema in 1810 ontslag nam.

Schoolkachel

In 1808 had Ens evenals Emmeloord om een kachel voor de school gevraagd; vervanging van de brandgevaarlijke stoven was wettelijk verplicht. <9>
Jacob Venema claimde bij zijn vertrek in 1810 naar IJsselmuiden, dat hij de eigenaar van de kachel was. Hij wilde die verkopen, maar dit werd hem belet; de predikant nam de kachel in bewaring. Later werd besloten, dat Venema de kachel achter moest laten tegen een vergoeding van 20 gulden.<10>
Die beslissing doet veronderstellen, dat hij het bij het rechte eind had. Wellicht had hij de kinderen niet in de kou willen laten zitten en de kachel op eigen kosten laten plaatsen.

Tobias Springstok (1810-1825)

Persoonlijke omstandigheden

In 1807 solliciteerde Tobias Springstok naar het ambt van onderwijzer in IJsselmuiden, maar Helmich van Kuik werd benoemd. Van Kuik vertrok in 1810 weer en werd opgevolgd door Jacob Venema, die tevens koster, voorzanger en waarschijnlijk doodgraver werd. We zullen wat dieper op Springstoks sollicitatie in IJsselmuiden ingaan, omdat zijn omstandigheden daardoor duidelijker worden. We volgen daartoe het archief van de IJsselmuidense kerkenraad, wat opvallend is, er was immers scheiding van kerk en staat.<11>
De kerkenraad werd in september 1807 belast met het beroepen van een onderwijzer. Tot de raad behoorden de schout die ook voorzitter was, de predikant teven secretaris, drie gezworenen, drie ouderlingen en vier diakenen. We zien hier dus een innige verstrengeling van burgerlijke en kerkelijke macht. Er werd een advertentie geplaatst waarop Springstok en Fernim reageerden. Beiden waren van de 3e rang. Als onderdeel van de sollicitatieprocedure liet de kerkenraad hen tijdens een kerkdienst lezen en zingen, maar daarna trok kandidaat Fernim zich terug, omdat hij was benoemd in Hasselt. De kerkenraad had dus geen keuze meer, maar wilde die wel. Voor Springstok, die toen 55 jaar was, vormde dit ongetwijfeld een tegenvaller. Drost en predikant werden naar de landdrost afgevaardigd om te bepleiten dat schoolmeesters van de 4e rang ook zouden mogen solliciteren om zo een nominatie van drie te kunnen formeren. De landdrost gaf zijn toestemming. De sollicitatieprocedure begon en op 28 oktober waren van alle kandidaten alleen Springstok en Van Kuik uit Brunnepe nog over. Schoolopziener Serrurier vond het afnemen van een examen onnodig, omdat zowel Van Kuik als Springstok al door de schoolcommissie waren geëxamineerd. De kerkenraad ging hierin mee. Men begaf zich naar de kerk waar de twee sollicitanten nogmaals moesten lezen en zingen, waarna werd besloten Van Kuik te benoemen. Voor Springstok weer een teleurstelling. Hij kreeg alleen zijn reiskosten naar Zwolle vergoed.

Wat de vacature op Ens betreft, berichtte school opziener Sanders op 20 oktober 1810 aan de landdrost, dat Springstok de bekwaamste sollicitant was om Jacob Venema als schoolmeester, koster en voorzanger op te volgen. Hoe hij tot die conclusie kwam, viel niet te achterhalen. Aldus besloot de landdrost.<12>
Burgemeesters en kerkenraad lijken geen inbreng in de benoeming te hebben gehad. Ens kreeg dus een onderwijzer van 58 jaar. Ten behoeve van het 'Tractement des Nederduitsen meesters' werd op een staat van uitgaven voor het jaar 1811, opgesteld voor de op 28 maart 1811 uit de gemeenten Ens en Emmeloord gevormde gemeente Schokland, een bedrag van 82 gulden uitgetrokken.<13> Het laat zich aanzien, dat het hier ging bijdrage van Ens waarvan we eerder zagen, dat de burgemeesters die in 1807 bepaalden op 75 gulden. Dit besluit werd later echter door de prefect van het Departement der Monden van den IJssel geschrapt.<14> De staat van uitgaven laat eveneens zien, dat net als op Emmeloord ook de ouders op Ens geen schoolgeld meer hoefden te betalen: "(ook) bestaat alhier geen plaatselijk Schoolfonds. Boeken, papier etc zijn van 's Rijks rekening gratis voor ingezetenen geleverd." De optrekking van het schoolmeesterstraktement van Ens tot het niveau van dat van Emmeloord lijkt in 1814 en 1815 - de Franse tijd was toen voorbij - nog niet te zijn gelukt. Er werd althans gezegd dat de schoolmeester van Ens 330 gulden verdiende.<15>

Springstok was secretaris naast de maire van de in 1811 ingestelde gemeente Schokland.<16> We mogen aannemen dat hij hiervoor een vergoeding ontving. In mei 1815 deed de gemeente een poging bij de gouverneur hem een bedrag van f 42,10 toe te kennen, omdat hij anders niet in staat was "met zijn gezin te bestaan."<17>
Springstok is vermoedelijk tot 1825 schoolmeester op Ens gebleven. In dat jaar deed zich in februari de grote Overijsselse stormvloed voor die ook Schokland teisterde. Op de 25 juni van dat jaar berichtte de gemeente aan de gouverneur, dat Tobias Springstok op Ens "aldaar als levensloos bestaat." Er in augustus werd voorgesteld hem te vervangen.<18> Hij was toen 73 jaar.

Onderwijskundig optreden

Ens schreef in april 1825 kritisch over Springstok aan de schoolopziener Van Ingen. Al voor de storm had hij vaak verzuimd. "Voor het tegenwoordige word om 9 en 1 uur de klok wel geluid, dan naar getuigenis der kinders komt de meester 1/4 a 1/2 daarna in school, gaat met zijn hoofd op tafel leggen, doet de kinders 2 aan twee een lesje op rabbelen, waarom hij zelven lacht, en alzoo duurt dat school houden ongeveer een uur." Ook had hij een kind op het hoofd geslagen. De jeugd verdiende een betere behandeling en beter onderwijs .<19>

Noten
1. HCO, T 3.1, Inv 6757, 23 december 1807.
2. HCO, T 3.1, Inv 6505,16 van Bloeimaand nr. 2.
3. HCO, T3.1, Inv 6757, brief van burgemeesters aan de landdrost.
4. Ibidem, extract landdrostarchief, 24 december 1807.
5. Ibidem, brief Sanders, 14 januari 1808.
6. Bruno Klappe, 'Schokkers in Keizerlijke Zeedienst', Het Schokker Erf 50 (mei 2002) 35.
7. HCO, T 3.1, brief Jacob Venerna, dd 5 augustus 1808.
8. HCO, T 3.1, Inv 6508, vergadering van 6 juli 1810, nr 6.
9. Instructie voor de Schoolopzieners en Commissiën van onderwijs in de respective Departementen der Bataafsche Republiek. Uit de wet van 1806. Uit: Schoolmeesters Remery (internet) 15-20.
10. HCO, T 3.1, Inv 6508, 27 september 1810 en lnv 6509, 22 november 1810.
11. GAK, Archieven der Hervormde Gemeente van IJsselmuiden en Grafhorst, Archief van de Kerkenraad, Inventarisnummer 2.
12. HCaO T 3.1, lnv 6508, 20 oktober 1810, nr. 6.
13. GAK, IX, Inv 9.
14. GAK, lX, Inv 10.
15. GAK, IX, Inv. 114.
16. GAK, lX, Inv I.
17. GAK, IX, Inv 65.
18. GAK, IX, lnv 2.
19. Bruno Klappe, 'Schoolmeester Springstok slaat een kind', Het Schokker Erf 50 (mei 2002) 21.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl