Hieronder volgt een brief van pastoor Johannes Georgius Bruns die in de periode Schokland 1846 – 1856 pastoor was op Schokland. Met de instelling van de bisschoppelijke hiërarchie werd de statie in 1853 een volwaardige parochie, genoemd naar de aartsengel H. Michaël. Maar pastoor Bruns werd er niet vrolijk van. Hij wilde koste wat het kost het eiland verlaten en schreef daarover regelmatig brieven aan aartspriester Henricus van Kessel in Zwolle.
De onderstaande brief is door mij getypt maar ook handgeschreven opgenomen. Zelfs niet-grafologen kunnen met zo’n brief een beter zicht krijgen op de persoon. Als je het handschrift van pastoor Bruns vergelijkt met dat van zijn opvolger pastoor Ter Schouw – dan vallen de grote verschillen meteen op. Ter Schouw schrijft zeer welbewust in strak lopende zinnen en letters die steeds met elkaar verbonden zijn. Bruns’ schrift is pietepeuterig klein en heel vaak moeilijk te lezen. Het is het handschrift van een weinig wils- en daadkrachtig persoon. Hij wordt door zijn superieuren niet in staat geacht de ellende van de Schokkers op te gaan lossen. Dat vermogen en die ambitie waren wel aanwezig bij zijn opvolger Ter Schouw.
In de brief lezen we dat hij na 1850 in de problemen is gekomen na ontvangst
van de liefdesgiften uit diverse gemeenten. Zijn parochianen wensten de
ontvangen gelden tot op de laatste cent te verdelen. Pastoor Bruns had in
opdracht van de aartspriester daarvan een deel willen en moeten reserveren voor
latere calamiteiten.
Vanaf dat moment is zijn verhouding met de parochianen slechter geworden, aldus
de pastoor. Ook de contacten met de protestanten zijn niet optimaal. Zij
zamelden geld in en behielden dat voor de eigen gemeente. De ongelijkheid op het
eiland wordt zodoende steeds groter.
In zijn brief lezen we ook over de pastorale hulp van f 300,- om de ellende
enigszins te verzachten. Onderwijzer Legebeke
had ook meegedaan aan die bijdrage. Die onderwijzer komen we veel vaker tegen
als het om hulp aan de Schokker vissers gaat. De pastoor twijfelde of hij het
bedrag ooit terug zou krijgen hetzij van de parochianen hetzij van de kerk.
De brief is illustratief voor de moeilijkheden in de jaren vijftig. De pastoor
moet af en toe ook nog als heelmeester optreden.
In 1856 mag pastoor Bruns het eiland verlaten. Hij zou het liefst pastoor zijn
geworden in de buurt van Vilsteren waar zijn broer al pastoor was.
Dat wordt hem niet gegund. Hij wordt pastoor van de nieuwe kleine parochie in
Lettele in de buurt van Diepenveen.
Aaldert Pol
Schokland den 31 Maart 1853
Amplissime Domine !
Uit UHEWS ( Uw Hoog Eer Waarde S) missive van den 28 dezer heb ik gezien hoe
zeer zich UHEW het lot der arme Schokkers heeft aangetrokken, waarvoor ik UHEW
in hunner naam den hartelijksten dank stamele, en wensch dat de God van alle
barmhartigheid UHEW hier en hiernamaals ruimschoots beloond.
Ik neem met dezen de vrijheid UHEW eenige punten ter kennis te brengen, die
mogelijk invloed kunnen oefenen op UHEW plan om de gecollecteerde gelden aan de
redactie der Zwolsche Courant ter hand te stellen.
De protestanten alhier hebben voor het winter reeds eene oproeping gedaan, wier
gelden zij alleen voor hunne armen hebben gehouden.
Onze fontsen op zijnde en de nood onder onze armen tot eene ongeloovelijke
hoogte geklommen, heeft meester Legebeke en ik eene som van p.m. fl.300
voorgeschoten om geene dooden te krijgen, welke som wij wel graag terug wilden
hebben, maar dat zal zoo wij al gemerkt hebben niet gemakkelijk gaan, mogelijk
in het geheel niet.
Van deze gelden die nu inkomen krijgen de protestanten hun volle deel, zoodat
hunner armen omstandigheden veel gunstiger zijn dan die der katholieken.Zie daar
HEW de punten welke ik ter UHEW kennis te brengen dienstig heb geoordeeld.
Uit het bovenstaande zal UHEW enigszins kunnen gissen welk eenen bedroefden
winter ik alhier weder heb beleefd UHEW zal mij geloven wanneer ik zeg dat ik
turf, voor mijn gebruik opgedaan, van den zolder heb moeten geven om meel tot
brood te kunnen krijgen! Aan menschen heb moeten geven met wonden en zweren
behebt, om den pap daarop noodzakelijke warm te kunnen krijgen! Eene deken van
mijn bed nog geen jaar oud heb genomen om de zieke niet door koude te laten
omkomen! Zou er een tweede Heer op UHEWS distrikt te vinden zijn die dat zeggen
kan?
UHEW zal zich nog kunnen herinneren hoe vele onaangename gevolgen de oproeping
van 1850 voor mij heeft gehad, hoe nadelig voor mijne geestelijke functie,
dewijl ik om hunne onredelijke verlangens niet mogte voldoen volgens het oordeel
van UHEW zelven, was de nood zoo groot niet geweest ik had gewis voor de tweede
maal mijnen naam niet weder onder eene advertentie geplaatst, doch de nood en
ellende hebben mij gedwongen, dewijl ik eene tweede oproeping nog als een malum
nieuws beschoude. En komt er nu eene somme gelds, dan zie ik mijn ellende nog
geene einde, zoo ik hier nog langer blijven moet.Waarschijnlijk nog ergere
gevolgen dan in 50; dewijl dat nog niet vergeten is. In den winter armoede en
ellende, in den zomer zielssmarten. dus jaar in jaar uit lijden.Oordeel eens HEW
of dat vol te houden is, en dat nu in minderen of meerderen graad al eenen zoo
geruimen tijd.
Ach Amplissime Domine! denkt u vijf minuten in mijne omstandigheden, dan mag ik
vertrouwen dat UHEW door mijn lot bewogen, zeggen zal, hoor Pastoor uw
verlossingsuur is genaderd, nog eene paar weken dan zult gij getroost worden,
zoveel ik dat kan bewerken.
Gelief nog in overweging te nemen, dat als ik nu niet door UHEW gunstige
medewerking van Schokland kom wel niet het einde af te zien is, omdat ik althans
niet kan berekenen wat uit het benoemen der bisschoppen volgen kan.
Ik hoop daarom dan ook dat UHEW mijn verzoek van den 16 l.l. goedgunstig zal
verhoren, waarom ik met dezen nogmaals bid en smeek, en mij de gemeente Heeten
door UHEWS gunstige bemiddeling worde toevertrouwd, die zich teeken
Met den diepsten eerbied
Amplissime Domine!
UHEWS gehoorzaamste dienaar J. G. Bruns Pastoor
Bron: Rijksarchief Utrecht, Aartspriesters van de Hollandse
zending 1727-1853 (1867). Toegangsnummer 16, inv.no. 2128.
Literatuur: Bruno Klappe, Pastoors, predikanten en vuurstokers van het eiland
Schokland, Stichting Urker Uitgaven, 1993.