Bij het in cultuur brengen van de Noordoostpolder -in de jaren veertig van de vorige eeuw- speelde de provincie Overijssel een belangrijke rol. Vanuit Zwolle werd daaraan leiding gegeven. In lang vervlogen tijden stroomde de Overijsselse Vecht langs Schokland en eindigde waar thans Flevoland ligt. Dankzij vondsten bij Schokland en later bij Swifterbant kan het oudst bekende gezicht van een Vechtdalbewoner gepresenteerd worden. Uit de fraai uitgegeven Cultuurhistorische Atlas van de Vecht, biografie van Nederlands grootste kleine rivier <1> kozen we enkele thema’s die beide provincies raken: a Vechtdal, b Zandsteentransporten, c Fietsen langs de Vecht.
De
Overijsselse Vecht is met haar 167 kilometer de grootste ‘kleine rivier’ van
Nederland en wordt ook wel de ‘kleinste ‘grote rivier’ genoemd. Het is een
regenrivier met zeer wisselende waterstanden: ’s zomers soms laag, ’s winters
nogal eens (te) hoog.
Een derde van haar lengte ligt in Overijssel, tweederde in Duitsland onder de
naam ‘Die Vechte’. De oorsprong ligt in het Münsterland, in de kalksteenheuvels
van de Baumberge in Nordrhein-Westfalen. De rivier vervolgt haar loop via het
Graafschap Bentheim naar Overijssel en mondt bij Zwolle in het Zwartewater uit.
Het hoogteverschil tussen oorsprong en uitmonding bedraagt circa 80 meter.
Gedurende de ijstijden (een periode die 8000 v.Chr. eindigde) werd het landschap
van Noord -Europa ingrijpend gewijzigd, vooral in de voorlaatste ijstijd toen
ook de Lage Landen met een dikke ijskap bedekt werden. Het ijs had als een
bulldozer klei, keileem en zand voor zich uit geschoven en tal van stuwwallen
gevormd: Utrechtse heuvelrug,Veluwe, Gaasterland, Havelterberg etc..
Met het afsmelten van het ijs ontstond een 10 km breed oerstroomdal van de
Vecht.
Na het verdwijnen van het ijs kwamen de rendierjagers, mensen die konden
overleven bij zeer lage temperaturen. Van en over hen weten we maar weinig.
De temperatuur steeg en de leefomstandigheden verbeterden. De Oervecht had – met
de IJssel – een uitgestrekte delta gevormd in het gebied dat nu Flevoland heet.
Er ontstond een netwerk van grote en kleine stroomdalen, van beekjes en kreken
met hier en daar nog open water.
Bij lage waterstanden werd het zand uit de rivierbedding opgejaagd tot duinen.
Die hoogten waren bij uitstek geschikt als vestigingsplaats voor de mens.
Ongeveer 7000 jaar geleden lag de monding van de Vecht in de buurt van
Swifterbant. Daar vestigde zich een groep mensen die nieuwe
bestaansmogelijkheden wisten aan te boren. De rivier was de belangrijke ‘as’
waar langs culturele invloeden hun weg vonden. Jacht en visserij waren tot dat
moment de belangrijkste bestaansmiddelen. Bij Swifterbant slaagde de mens erin
om akkergewassen te verbouwen en dieren te domesticeren. Die overgang wordt
gezien als een mijlpaal in de geschiedenis van de mens in de Lage Landen.
Archeologen konden bij benadering het proces volgen hoe jagers -verzamelaars
agrarische gewoonten gingen overnemen. De Swifterbanters waren de eerste boeren
in Flevoland.
Roy van Beek, gespecialiseerd in de archeologie van Noordwest-Europa,
bespreekt in de Cultuurhistorische Atlas de Swifterbantcultuur. Swifterbant ligt
niet in Overijssel maar in Flevoland. Deze provincie blijkt voor hem een ideaal
terrein van onderzoek. Na de drooglegging kwam een maagdelijk gebied
tevoorschijn waarvan de grond niet was verstoord door huizenbouw, wegenaanleg
etc.. De bodem was eeuwenlang bedekt door een laag klei, leem en water, die als
een conserverende deken alles had toegedekt. Nergens in Nederland konden zoveel
botten van mens en dier worden opgegraven als in Nederlands’ jongste provincie.
Een opvallende vondst bij Swifterbant was het skelet van een volwassen man met
een barnstenen hoofdsieraad. Het sieraad levert het bewijs dat er in die tijd al
(handels)contacten waren met andere volkeren. Barnsteen was in de directe
omgeving van Swifterbant niet voorhanden.
Maja d’Hollosy, fysisch antropologe, maakte op basis van de schedelkenmerken een
gezichtsreconstructie. Onder de in de Atlas afgedrukte foto vermeldt zij met
trots: ‘De Swifterbantman: Het oudst bekende gezicht van een Vechtdalbewoner’
(4100 v. Chr.). Zij vermeldt dat als primeur voor Overijssel en Flevoland.
Na
het uitbrengen van de Atlas zijn er evenwel nog nieuwe vondsten gedaan. Bij
opgravingen in 2010 in de buurt van Swifterbant werd drie meter onder het
maaiveld het skelet van een vrouw ontdekt. Naar de vinder Michel werd zij
Michelle genoemd. Aanvankelijk dachten archeologen dat Michelle het oudst
gevonden skelet in Nederland was, maar bij nader onderzoek bleek dat een
voorbarige conclusie. De later opgegraven Trijntje - genoemd naar de trein van
de aan te leggen Betuwelijn - bleek ouder te zijn. Opmerkelijke vondsten.
Daan Raemaekers sprak bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar van de
Rijksuniversiteit van Groningen over De spiegel van Swifterbant. Hij pleitte
voor het beschikbaar stellen van meer middelen voor archeologisch onderzoek.
Sedert 1962 waren er 34 skeletten in 26 graven gevonden. Maar er valt nog zoveel
meer te onderzoeken. De Steentijd, aldus Raemaekers, omvat een tijdperk van vele
duizenden jaren en is de langste periode in de bewoningsgeschiedenis van
Nederland. <2>
In de Cultuurhistorische Atlas krijgt de Vecht de status van heilige rivier.
Water is door de eeuwen heen een kracht van leven geweest, maar werd ook ervaren
als een geheimzinnige kracht die men te vriend moest houden en waaraan offers
gebracht moesten worden. In het Vechtdal heeft men voorwerpen gevonden die als
offers aan de ‘goden’ gebracht werden. De prehistorische mens heeft zich -meer
dan de moderne mens- afhankelijk gevoeld van de voor hem (geheime)
natuurkrachten.
In de prehistorie stroomde de Vecht langs ‘Schokland’. Daarvan wordt in de
Atlas geen melding gemaakt en dat is toch een omissie. Op en in de omgeving van
het voormalig eiland werden - 30 jaar voor Swifterbant! – al veelbelovende
vondsten gedaan. De voorgeschiedenis van de Swifterbantcultuur ligt in de
Noordoostpolder. Tal van onderzoekers waren er vele jaren actief zoals P.J.R.
Modderman, G.D. van der Heide, D.E.P.
Velthuizen, J.W.H. Hogestijn, E.F. Gehasse, T.J. ten Anscher en A. Kerkhoven.
Op kavel P14, een oostelijk van Schokland gelegen overstoven keileembult van
circa 1400 bij 300 meter, werden veel oudheidkundige vondsten gedaan. Het
rivierduin aan de Vecht bleek een ideale vestigingsplaats te zijn. Zelfs de
voetstappen van de prehistorische mens konden getraceerd worden. Ze zijn thans
in Museum Schokland te bewonderen.
Vooral Hogestijn, thans werkzaam als stadsarcheoloog in Almere, was ook nauw
betrokken bij de opgravingen in de Noordoostpolder. Zo verzette hij zich tegen
de door landbouwkundigen gewenste egalisering van Schokland.
Met Van Dierendonck gaf hij de aanzet tot het nomineren van ‘Schokland en
omgeving’ op de lijst van Werelderfgoed van de Unesco. <3> In 1995 werd het
gebied metterdaad als eersteling in Nederland opgenomen. <4>
In een zeer recent artikel van het Flevo-landschap
(2012) vertellen Hogestijn en Kerkhoven hoe waardevol ‘Schokland en omgeving’ is
geweest. <5> ‘Duizenden jaren oude skeletten van vogels, zoals kraanvogels,
wilde eenden, krakeenden, talingen en roerdompen kwamen boven. Daarnaast (…) een
paar grafveldjes voor tien tot vijftien Swifterbanters, die op hun rug of op hun
zij in hurkhouding werden begraven’.
In het spoor van Hogestijn werden in 1990 nieuwe opgravingen gedaan door het
Instituut voor Pre- en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam. Twee
opmerkelijke schedels werden gevonden: die van de man werd gedateerd in de
Trechterbeker periode, die van de vrouw iets jonger (circa 2500 v. Chr.). Aan de
vrouw was een mooie, aardewerken beker mee in het graf gegeven. Na langdurig
onderzoek kwamen de schedels na 21 jaar weer ‘thuis’ in Flevoland (Nieuw Land
Erfgoedcentrum -Lelystad).
Met de opgravingen kregen we meer zicht op het leven van de prehistorische mens
in de Steentijd. En met de promotie van E. H. Gehasse ook van de plantenwereld.
<6>
De Atlas wijdt ook een hoofdstuk aan het ‘Bentheimer Gold’, de okergele
zandsteen. Eeuwenlang was dat een geliefde steensoort voor de bouw van kerken,
kastelen en (land)huizen. In onze laaggelegen delta ontbrak natuursteen en
bijgevolg was er veel vraag naar deze bouwstof. Zandsteen ontstond in de
geologische periode van het Krijt, zo’n 140 miljoen jaar geleden. Het
Münsterland bestond toen uit een binnen zee: de Krijtzee. Daarin leefden
miljoenen microscopisch kleine plantjes en vooral diertjes met kalkhoudende
skeletjes. Toen de aardkorst steeg ontstond het kalkgesteente, bestaand uit
zandkorrels die door leem, kalk, ijzeroxide en kiezelzuur aaneen gekit werden.
Het was hard en relatief toch gemakkelijk te verwerken.
Al
vanaf de 11e eeuw werden uit Bentheim de blokken steen geïmporteerd voor
velerlei doeleinden: sarcofagen, grafstenen, beelden, doopvonten,
voerkribben.<7> Steenhouwers hakten de stenen - ‘maetsteen’ en ‘blocksteen’ -uit
de groeven met de gewenste afmetingen. Dat het zeer ongezond werken was in die
groeven, was niet bekend. Met paard en wagen werden de stenen vanuit de groeven
bij Schüttorf en Bentheim naar Nordhorn vervoerd. Vanaf die plaats was de Vecht
vrij constant bevaarbaar. Zwolle fungeerde als stapelplaats en verdiende
kapitalen aan de handel. Tegenover het Rodetorenplein -aan het Zwartewater- was
een depot aangelegd. Met die op voorraad liggende blokken kon de stad de klanten
op ieder gewenst moment bedienen. De prijs was hoog, vooral door het vervoer
over de Vecht. De regenrivier kon alleen van oktober tot april zonder ongemakken
worden bevaren. Buiten deze periode was dat slechts met kunst en vliegwerk
mogelijk. Dan moesten de schippers met hun zompen in konvooi varen. Op de plaats
waar te weinig water stond werd een dam gebouwd en bij voldoende water
doorgestoken. Dan kon weer verder gevaren worden tot een volgende ‘halte’.
De
reis naar Zwolle duurde 6 dagen en de vervoerskosten liepen aldus behoorlijk op.
In Zwolle werden de blokken, zoals gezegd, opgeslagen of in grotere schepen van
de Zwolse karveelschippers geladen en verder vervoerd. De overtocht met een
kleine Vechtzomp naar Amsterdam duurde 2 dagen. Rijke Amsterdammers versierden
hun bakstenen grachtenhuizen ter meerdere glorie nogal eens met zandstenen
ornamenten. Ook in het Paleis op de Dam, de Oude Kerk, de Nieuwe Kerk, de
Zuiderkerk en de Westerkerk is veel Bentheimer zandsteen verwerkt <8>. Tot ver
overzee was er vraag naar het ‘goud’. Zo werd de sokkel van het Vrijheidsbeeld
in New York van Bentheimer zandsteen gemaakt.
In Duitsland en Overijssel is in de bouw vaak en veelvuldig zandsteen
gebruikt. In de nog jonge provincie Flevoland uiteraard weinig. In het bestek
van het Museumkerkje op Schokland (1834) wordt zandsteen vermeld als deksteen
van de steunberen. In de katholieke kerk op Emmeloord heeft een zandstenen
doopvont gestaan, dat na de ontruiming in 1859 naar Ommen is verhuisd.
Of en hoe vaak er op Urk met zandsteen is gewerkt is ( mij) niet bekend.
In 1948 werd bij het graven van een drainagesleuf in de buurt van Blokzijl een
scheepswrak gevonden. De Atlas besteedt er uitvoerig aandacht aan <9>. Het was
een platbodemschip -een schip zonder kiel - dat vooral geschikt was voor het
varen in ondiep water. Een in het ruim aanwezige baardmankruik maakte een
datering uit de tweede helft van de 17e eeuw mogelijk. De lading bestond uit 14
blokken Bentheimer zandsteen (van diverse afmetingen). De naam van de schipper
is niet bekend, maar mogelijk zou het iemand uit Nordhorn geweest kunnen zijn.
Schippers uit die plaats waagden zich bij goed weer nogal eens aan de oversteek
van de Zuiderzee. Blijkbaar had de schipper de weersomstandigheden niet goed
ingeschat.
Onlangs
nog werd een ander wrak onderzocht dat was vergaan voor de kust van Kuinre (een
gebied met de meeste scheepswrakken van Flevoland). Het rond 1600 vergane eiken
vrachtscheepje van 15 bij 4 m had o.a. een blok zandsteen aan boord.<10>
‘Ons’ beroemde VOC -schip de ‘Batavia’, waarvan in Flevoland een replica is
gemaakt, had naast allerlei kostbaarheden ook zandstenen blokken aan boord.
Het schip verging in 1628 op de kust van Australië. Daar sloeg een deel van de
bemanning aan het muiten. De overlevenden werden later gered en de muiters zwaar
gestraft. Alvorens ze werden opgehangen werden één of beide handen ‘ afhandig’
gemaakt. In de laadruimte van de Batavia bevonden zich 130 grote blokken bewerkt
Bentheimer zandsteen -mede bedoeld als ballast- voor een poort in het kasteel
van Batavia. Het schip kwam nooit aan, maar de poort werd toch gebouwd … in het
Maritieme Museum van Freemantle (Australië).
De levering van zandsteen stagneerde in de loop van de 19e eeuw. De Vecht werd
minder goed bevaarbaar en met de ontwikkeling van treinverbindingen en nieuwe
vaarwegen kwamen diverse andere soorten natuursteen op de markt.
Geïnspireerd door de Atlas werd een fietstocht langs een deel van de Vecht
gemaakt. Het door de ANWB uitgebrachte boekje over de Vechtdalroute was een
uitstekende gids.
De Vecht is thans vooral van belang voor de waterafvoer, de watervoorziening, de
recreatie en het op peil houden van het water in enkele kanalen.
In 1908 werd de rivier gekanaliseerd en werden tal van bochten afgesneden.
Vanwege de lage waterstand in de zomer bouwde Rijkswaterstaat rond 1920 stuwen
in de rivier. Om Ommen en Dalfsen bereikbaar te houden werden naast de stuwen te
Vechterweerd en Vilsteren schutsluizen gebouwd. Na de aanleg van de Overijsselse
kanalen (rond 1850) was de scheepvaart hier van minder belang geworden. De
kanalen werden uit de Vecht gevoed door bij De Haandrik (boven Gramsbergen) een
stuw te bouwen. Met de naastgelegen sluis kon de haven van Hardenberg bereikt
worden.
Ter
afsluiting enkele tijdens de fietstocht opgedane impressies met foto’s .
De bron van de Vecht ligt bij Darfeld in Nordrhein-Westfalen. Op een zwerfsteen
met maquette staat het verhaal van prins Vechtan, de prins die bij het
oversteken van de rivier verdronken is. Naar hem zou de Vecht genoemd zijn. Dat
verdrinken zou thans niet meer kunnen, want toen wij er in juli 2012 waren was
er geen druppel water te bekennen.
Iets verder naar het noorden lag het prachtige waterslot Darfeld (1612). De
gracht van dit imposante kasteel ontvangt het water uit de bronnen van de Vecht.
( Er zijn meerdere bronnen van één en dezelfde rivier).
In de prehistorie werd –zoals gezegd- de Vecht als heilige rivier vereerd. Thans
is Eggerode de bedevaartsplaats waar in de kapel ter ere van Maria kaarsjes
gebrand worden.
In
Ohne weerspiegelt het zandstenen kerkje uit 1300 zich op indrukwekkende wijze in
de Vecht. Het is waarschijnlijk het oudste kerkje van de Graafschap. Het
Romaanse doopvont met leeuwenpoten verwijst naar de middeleeuwse oorsprong.
Schüttorf met de oude koopmanshuizen en vakwerkhuizen dankt haar rijke verleden
aan de zandsteengroeven. De stenen werden niet in Schüttorf verscheept–vanwege
de te lage waterstand -maar met paard en wagen naar Nordhorn gebracht.
Verreweg het mooist is de Vecht in het Overijsselse landschap, vooral bij
Dalfsen (met kasteel Rechteren), Vilsteren, Ommen en Hardenberg.
Zwolle beleefde in de 15e eeuw haar gouden eeuw. Zij verdiende veel geld als
overslagplaats van zandsteen en aan de handel in graan en linnen. Met de aanleg
van de Nieuwe Vecht (1602) kwam er een rechtstreekse verbinding naar de
binnenstad van Zwolle. Vlakbij Zwolle en dichtbij de Vecht stichtten de Broeders
des gemenen levens hun klooster op de Agnietenberg. Zij waren aanhangers van de
Moderne Devotie. Thomas à Kempis schreef er zijn wereldberoemde De navolging van
Christus. Bij de ingang van de begraafplaats staat een gedenksteen met zijn
naam.
De Vecht mondt bij Zwolle in het Zwartewater uit.
Aaldert Pol
Noten:
1 De Cultuurhistorische Atlas van de Vecht, biografie van
Nederlands grootste kleine rivier,2011 is een productie van de provincie
Overijssel in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het
Rijk kende een belangrijke subsidie toe. Het notenapparaat en de literatuurlijst
zijn te raadplegen via de site van de uitgever, www.w.books.com/cultuurhistorischeatlasatlasvandevecht.
Ook de tweede druk van boek was snel uitverkocht. Er komt helaas geen herdruk.
2 D.C.M. (Daan) Raemaekers, De spiegel van Swifterbant, Rede uitgesproken bij de
aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Pre- en Protohistorie van
Noordwest-Europa bij de Faculteit der Letteren van de
Rijksuniversiteit Groningen op 13 juni 2006.
3 Dierendonck, R. M. en J. W. H. Hogestijn, Schokland and Surroundings, Symbol
of the Dutch Battle against Water, Submission for Nomination of the World
Heritage List by the State of the Netherlands,
Amersfoort,1994.
4 Gerrit van Hezel /Aaldert Pol, Schokland en omgeving, Leven met water,
Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2008.
5 Willem Jan Hogestijn en André Kerkhoven, Ondergrondse geheimen op Schokland.
In: Het Flevo-landschap, jaargang 15, nummer 2, najaar 2012. Op Schokland is een
speciale Archeoroute uitgezet. Zie: www.schokland.nl/archeoroute.
6 Elisabeth Fenna Gehasse, Ecologisch onderzoek van het neolithicum en de vroege
bronstijd in de Noordoostpolder met de nadruk op vindplaats P14. Academisch
proefschrift Universiteit van Amsterdam,
1995.
7 Dr.Heinrich Voort. Die Holländischen Steinhandelsgesellschaften in der
Grafschaft Bentheim. In: Verslagen en mededelingen Vereeniging tot Beoefening
van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 85e stuk. Kampen 1970, p.164-186
8 Sedert 1951 is het bewerken van zandsteen verboden omdat het tot stoflongen
leidt. Sinds de Monumentenwet van 1988 mag Bentheimer zandsteen wel weer
gebruikt worden in restauratieprojecten.
9 Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, afdeling scheepsarcheologie. Verslag
van de opgraving van de R43,1948
10 Zwaar gehavend wrak voor de kust van Kuinre. Grondsporen nr. 13. Prof. Dr.
A.F.L. van Holk e.a., Universiteit van Groningen 2012.
11 De ANWB heeft een prachtig boekje uitgebracht onder naam Vechtdalroute,
Fietsen tussen bron en monding van de Vecht, LF16, 245 kilometer.
Eerder gepubliceerd (gewijzigde vorm) in Rondom Schokland, 52e jaargang,
winternummer 4, 2012, pag.35-44